‘Israël’ of ‘Palestina’. What’s in a name?

Door Hans Ausloos in VBS-Informatie September 2001

De laatste maanden maakt de neerwaartse spiraal van geweld in Israël en de Palestijnse gebieden weer deel uit van de resem dagdagelijkse dieptepunten in de media-actualiteit. Daarenboven is deze complexe politieke situatie, zoals in elk gebied dat inwendig verscheurd is, weerspiegeld in de benamingen waarmee de joodse en Arabische bewoners van deze regio zichzelf benoemen: zowel Israeli’s als Palestijnen zijn er immers van overtuigd dat ze de legitieme bewoners zijn van een relatief klein gebied aan de oostkust van de Middellandse Zee. Dat beide volkeren deze regio op verschillende wijze benoemen, is dan ook niet verwonderlijk. Immers, de naam die mensen aan hun territorium geven, is nimmer neutraal. Hij varieert niet alleen naargelang de historische situatie, maar wordt ook beïnvloed door het standpunt dat men inneemt. Het is derhalve begrijpelijk dat het gebied ten westen van de Jordaan, dat in het verleden de strategische grens was tussen de twee grote rijken Egypte en Mesopotamië en in de loop der eeuwen strijdtoneel van talloze oorlogen tussen allerhande volkeren is geweest, vele namen heeft gekregen.

In deze bijdrage staan we stil bij twee eeuwenoude aanduidingen die tot vandaag verderleven – Israël en Palestina -, en die, gelet op de onlusten van de laatste maanden, er als geen ander het bewijs van zijn dan de naam van een land in oorlog zelden neutraal is.

Israël: volk wordt staat…

Met betrekking tot de term ‘Israël’ moet men een strikt onderscheid maken tussen het bijbelse Israël en de huidige staat met dezelfde naam, die deze bij zijn stichting in 1948-1949 heeft gekregen. Teneinde de herkomst van deze landsnaam op het spoor te komen, moeten we een heel stuk terug in de tijd.

Oorspronkelijk was Israël de benaming van een volk. Dit blijkt uit een in 1896 ontdekte stèle uit ca. 1210 v. Chr. die men de ‘Israël-stèle’ noemt. Deze inscriptie is de tot op heden toe oudste tekst waarin de term Israël naar alle waarschijnlijkheid refereert aan een bevolkingsgroep uit de toenmalige Egyptische provincie Kanaän, die wellicht ergens in het bergland van Samaria was gesitueerd. Deze stèle verhaalt hoe de Egyptische farao Merenptah, als reactie tegen onlusten die na de dood van farao Ramses II (13de eeuw v. Chr.) in Kanaän uitbraken, de aanvoerende steden en delen van de bevolking weer tot rust bracht.

Ook het Oude Testament gebruikt de benaming Israël hoofdzakelijk ter aanduiding van het volk. Meestal is de term een verzamelnaam voor de noordelijke stammen, of, sinds de rijksscheuring na koning Salomo in de 10de eeuw v. Christus, voor de bewoners van het noordelijke koninkrijk, telkens met uitsluiting van het zuidelijk geleden Juda. In de ideologisch getinte oudtestamentische teksten die David en Salomo als koningen van het ene grootrijk Israël willen voorstellen, geldt de benaming soms voor het gehelen volk, inclusief Juda. Na de val van het noordrijk in 722 v. Chr. is Israël niet lander een politiek-staatkundige aanduiding, maar fungeert deze term nog vrijwel uitsluitend als naam van een cultusgemeenschap, van het volk. Derhalve kunnen ook de mensen die na de Babylonische ballingschap (587-539 v. Chr.) naar Juda terugkeren ‘Israël’ of ‘het volk Israël’ worden genoemd.

Als eenduidg geografische aanduiding komt Israël in het Oude Testament slechts in uiterst geringe mate naar voren, telkens in de verbinding ‘land Israël’. Daarenboven gebruikte men sinds de Perzische periode (539-330 v. Chr.) vrijwel uitsluitend de naam van de onderscheiden landstreken of provincies (Juda, Samaria, Galilea, …) ter benoeming van het land. Zelfs in de periode van de Makkabeeën (2de eeuw v. Chr.), een tijdspanne waarin de joden er na eeuwen opnieuw in slaagden een politiek autonoom territorium te veroveren, refereerde Israël in eerste instantie aan de cultusgemeenschap. het is pas met de reeds vermelde stichting van de joodse staat in 1948-1949 dat de oude eigennaam Israël zonder meer als landsnaam werd aangenomen.

De oorsprong en de betekenis van het woord Israël zijn verre van duidelijk. Zeker is nochtans dat het een theofore naam is, dit wil zeggen een naam die bestaat uit de samenstelling van een godsnaam met een werkwoordsvorm of een naamwoord. In dit geval beftreft het de component ‘-el’, die in Semitische talen zowel eigennaam van een godheid is, als substantief dat ‘god’ betekent. Het Oude Testament voert de oorsprong van de naam Israël terug op het gevecht tussen de aartsvader Jakob en een engel van God (Genesis 32,29). Na deze strijd stelt de engel dat Jakobs naam voortaan Israël zal zijn, want “hij heeft gestreden (jisrah) met God (el). Sommige geleerden relateren de naam Israël met de clan Asriël die in enkele bijbelteksten wordt vernoemd, en die op basis van buitenbijbelse teksten met grote waarschijnlijkheid tussen Sichem en Silo kan worden gelocaliseerd. Beide plaatsen spelen een cruciale rol als belangrijke heiligdommen in het oudtestamentische relaas over de inbezitneming van het beloofde land door de Israëlitische stammen. Derhalve besluit men dat de clan Asriël, wiens grondgebied zich in het centrum van de later als Israël benoemde stammenconfederatie zou hebben bevonden, zijn naam heeft gegeven aan het geheel van de Israëlitische stammen, net zoals Zwitserland/Schweiz zijn naam ontleent aan het oerkanton Schwyz.

Palestina en de Filistijnen

Ook voor de herkomst van de benaming Palestina moeten we een heel stuk terug in de tijd. De term heeft alles te maken met de Filistijnen – voor de klanken ‘p’ en ‘f’ gebruikt het Hebreeuws dezelfde medeklinker.

De naam van dit volk treffen we voor het eerst aan in een inscriptie uit de 12de eeuw v. Chr., die verhaalt hoe de Egyptische farao Ramses III strijd leverde tegen de zogenoemde Zeevolken. Deze volken, die wellicht afkomstig waren van de eilanden uit de Egeïsche Zee, trokken rond 1200 v. Chr. de kuststreken van de Levant binnen, wellicht met de bedoeling zich te vestigingen in Egypte. Onder deze volken, die door Ramses werden verslagen, noemt de vermelde inscriptie ook de Filistijnen. In welke omstandigheden de zogenoemde Filistijnse ‘pentapolis’ – een confederatie van vijf steden (Gaza, Askelon, Asdod, Ekron en Gat) – tot stand is gekomen, is omstreden. Wel is men het er ongeveer over eens dat elk van deze steden een stadsstaat was, die bestond uit een koninklijke hoofdstad die heerste over een aantal omringende steden. In die 12de en de 11de eeuw v. Chr. was deze alliantie van Filistijnse stede wellicht het belangrijkste machtsblok in de regio. Het kerngebied van de Filistijnen reikte van Rafia in het zuiden tot Joppe in het noorden, maar bij momenten omvatte hun territorium zelfs de Jizreël-vlakte. Het Filistijnse machtsoverwicht was wellicht te danken aan het feit dat dit volk er voor het eerst in slaagde gebruik te maken van ijzer, hetgeen hen in de oorlogsvoering vrijwel steeds een bevoorrechte positie opleverde. Bovendien beschikten zij over paarden, terwijl deze bij de Israëlieten pas in de 10de eeuw in grote getale werden ingevoerd.

In het Oude Testament komen de Filistijnen (pelistim) als vijanden van Israël herhaaldelijk voor. Men denke aan de lotgevallen van Simson (Rechters 13-16) en zijn strijd tegen de Filistijnen. Volgens 1 Samuël 4 dragen de Filistijnen er zelfs in de ark van het verbond op Israël buit te maken. Dankzij de tussenkomst van Samuël (1Samuël 7) zouden ze later echter een zware nederlaag lijden en slaagt Israël erin de steden die in handen van de Filistijnen waren gekomen te heroveren.

Hun territorium benoemt het Oude Testament oorspronkelijk als ‘het land van de Filistijnen’. Pas later, en wellicht onder invloed van de Assyriërs, is men over ‘Filistea’ (peleshet) gaan spreken. Wellicht vanwege het vermoeden dat de onderscheiden Filistijnse stadstaten, alhoewel ze vaak afzonderlijk optraden, in feite samenhoorden, introduceerden de Assyriërs, ten einde niet steeds de verschillende Filistijnse staten te moeten opsommen, de benaming Filistea. Deze term fungeerde echter niet als officiële aanduiding voor het gebied. Daarvoor hielden de Assyriërs hun eigen gewoonte aan om een gebied naar zijn hoofdstad – in dit geval Asdod – te noemen. Interessant is dat de Assyriërs met de benaming Filistea niet alleen de streek rond Gaza benoemden, maar een groot deel van de oostelijke kuststrook van de Middellandse Zee – het deel ten zuiden van de havenstad Dor, ca. 15 km bezuiden de huidige stad Haifa – als dusdanig karakteriseerden. Door dit gebruik van de term Filistea is vermoedelijk een eerste stap gezet in de ontwikkeling van het gebruik van de naam Palestina.

De Nederlandse vorm Palestina is via het Grieks palaistinè naar alle waarschijnlijkheid uit het Aramese pelistain geëvolueerd. Met deze hypothetische term – hij is tot dusver in geen enkele inscriptie aangetroffen – benoemde de bewoners van de Filistijnse kustvlakte wellicht zichzelf tot in de Perzische tijd. Immers, hoewel ze, net zoals Nehemia 13,24 vermeldt, onder elkaar ‘Asdodisch’ spraken, kenden ze hoogstwaarschijnlijk ook Aramees, indien het Asdodisch al geen soort Filistijns-Aramees dialect was. Het waren vermoedelijk de Griekse zeevaarders – zij hadden begrijpelijkerwijze veel interesse voor de bewoners van de Middellandse-Zeekust en hun havensteven – die het woord pelistain omzetten in de Griekse vorm palaistinè.

In de literatuur treffen we de term voor het eerst aan bij Herodotos (ca. 480-430 v. Chr.). In zijn ‘Historiën’ (III,5) beschrijft deze Griekse geschiedschrijver onder meer de kustweg langs de Middellandse Zee. Daarbij merkt hij op dat tussen Fenicië en de streek rond de stad Gaza een gebied ligt dat deel uitmaakt van Syrië en dat palaistinoi – ‘Palestijnen’ – genoemd wordt. Daarmee wordt niet alleen duidelijk dat de term betrekking heeft op de kuststrook, maar teven staat volgens Herodotus de naam in verband met de bewoners van dit gebied. Elders vinden we de samenstelling Palaistinè Syria – het ‘Palestijnse Syrië’ -, waarbij het adjectief ‘Palestijns’ dienst ter bepaling van de overkoepelende term Syrië, waarmee eeuwenlang heel de oostkust van de Middellandse Zee werd aangeduid. Op andere plaatsen gebruikt hij dan weer de afgeleide vorm hè Palaistinè, waarvan de Nederlandse naam Palestina is afgeleid.

In de eeuwen nà Herodotos en tot aan het begin van de eerste eeuw na Chr. noemen verscheidene auteurs – historici en geografen – de Filistijnse kuststreek regelmatig ‘Palestina’. Voor Philo van Alexandrië (ca. 25 v. Chr. – 40 na Chr.) refereert de benaming Palestina zelfs niet alleen aan de kuststreek, maar refereert hij aan vrijwel het hele ‘beloofde land’. Flavius Josephus (ca. 37-100 na Chr.) brengt de oorsprong van de naam Palestina in verband met de mythische figuur Philistinos, de enige zoon van de al even mythische Mersaios, wiens naam een vergriekste vorm van het Hebreeuwse misraïm (‘Egypte’) is.

Hoewel de term Palestina in de eerste eeuw ogenschijnlijk geleidelijk aan terrein wint, toch functioneert hij nergens als officiële aanduiding voor een duidelijk afgebakend politiek gebied. Juda, ontleend aan de benaming van de gelijknamige stam, geldt immers al die tijd als de officiële benaming. Immers, na de rijksscheuring volgend op koning Salomo’s dood in ca. 933 v. Chr., werd het zuidrijk eerst Juda en later Judea genoemd. Ten tijde van het zich uitbreidende rijk van de Hasmoneën (142-63 v. Chr.) refereerde de term Judea zelfs aan het gehele bijbelse Kanaän. Ook de Romeinen noemden aan het einde van de eerste joodse opstand (66-70 na Chr.) hun nieuw opgericht provincie Judea.

Na de tweede joodse opstand van 132-135 na Chr. onder leiding van Bar Kochba, die door keizer Hadrianus werd verslagen, kreeg het gebied, als pas opgerichte provincie van het Romeinse imperium, een nieuwe naam: (Syria) Palaestina. Daarmee krijgt de term Palestina voor het eerst in de geschiedenis een officieel statuut. De reden voor deze naamsverandering is niet ver te zoeken. Ze kadert binnen een reeks maatregelen die Hadrianus tegen het jodendom uitvaardigde. Zo werd Jeruzalem omgedoopt tot Aelia Capitolina en mocht geen enkele jood de stad nog betreden. Vermits bovendien niets er nog mocht op wijzen dat de joden op een bijzondere wijze met het land verbonden waren, kon ook de naam Judea niet langer behouden blijven. Aldus ruimt vanaf dit ogenblik, zowel in officiële militaire als in literaire teksten, de naam Judea plaats voor de reeds sinds de 5de eeuw v. Chr. in gebruik genkomen benaming (Syria) Palaestina. Wanneer bijvoorbeeld noch de Romeinse geschiedschrijver Tacitus (ca. 55-120 na Chr.), noch de nieuwtestamentische auteurs de aanduiding Palestina gebruiken, komt daar in het midden van de 2de eeuw plotseling verandering in. In het werk van de historicus Arrianus (ca. 105-180 na Chr.) treffen we de benaming Judea nergens meer aan. Meer nog, zelfs wanneer hij verhaalt over de veldtochten van Alexander de Grote in de 4de eeuw v. Chr. spreekt hij anachronistisch over Syria Palaestina.

Tot ongeveer het einde van de 3de eeuw na Chr. omvatte de provincie (Syria) Palaestina ongeveer hetzelfde territorium als de voormalige provincie Judea. Ze reikte van de onder de zogenoemde Flavische keizers (Vespasianus, Titus en Domitianus) tussen 69 en 96 tot stand gekomen Limes Judaeae (de grens van Judea) ter hoogte van Bershaba in het zuiden, tot Gaulanitis (de Golan) in het noorden, met ingebrip van een groot deel van de kuststrook en een aanzienlijk deel van Trans-Jordanië. Onde keizer Diocletianus (ca. 243-316) werd in 295 het territorium van de provincie (Syria) Palaestina sterk uitgebreid. Doordat de havenstad Dor deel ging uitmaken van Palaestina werd van nu af aan de noordgrens van de provincie door de Karmel gevormd en moest de provincie Arabia onder meer de hele Negev tot aan Aila/Eilat afstaan aan Palaestina. Wellicht bracht deze hervorming van Diocletianus mee dat vanaf de 4de eeuw, in plaats van (Syria) Palaestina, de korte vorm Palaestina gemeengoed zou worden. De term Syrië zou vanaf dan nog uitsluitend worden gebruikt voor de streek ten noorden van de Karmel.

In 357-358 werd het gebied dat van de provincie Arabie was afgenomen weer afgestoten door keizer Constantius II en kreeg het de naam Palaestina Salutaris. Rond 400 werd het overgebleven deel van Palestina verder opgedeeld in Palaestina Prima, dat het Judeese bergland, Samaria en de kustvlakte omvatte en Palaestina Secunda met onder meer Galilea en de Golan. Palaestina Salutaris werd voortaan Palaestina Tertia genoemd.

In de volgende eeuwen wordt het gebruik van de benaming Palestina geleidelijk uitgehold en slaat het niet langer op een concreet administratief gebied. De Spaanse pelgrim Egeria identificeert rond 386 Palestina met “het beloofde land”. In 518 stelt Theodosius Palestina op één lijn met Kanaän.

Met de Arabische verovering van het land in 640 doet de term falastin opgeld, die van toepassing is op het Westjordaanland. De Arabieren nemen echter geleidelijk de oude gewoonte weer op om de districten naar hun respectievelijke hoofdstad te noemen, waardoor de benaming Palestina/falastin in het land zelf vrijwel geheel in onbruik raakt. De kruisvaarder (11-12de eeuw) blazen het gebruik van de Latijnse vorm Palaestina nieuw leven in. Het is dankzij hen dat de term in de westelijke kerkelijke en wetenschappelijke literatuur tot aanduiding bij uitstek van het land van de bijbel is geworden.

In 1922 geven de Britten hun mandaatgebied ten westen van de Jordaan opnieuw de officiële naam Palestina. Bij de stichting van de joodse staat in 1948-1949, waarbij de Gazastrook – het oorspronkelijke land van de Filistijnen – deel werd van Egypte, werd Palestina vervangen door Israël. Daarmee was Palestina opnieuw niet langer de officiële benaming van een welomschreven territorium, hoewel volgens het verdelingsplan van de Verenigde Naties van 1947 de Palestijnse Arabieren een eigen staat konden stichten, die zonder twijfel de naam Palestina zou dragen. Echter, termen als Palestina en Palestijnen werden vanuit bepaalde hoek meer en meer als synoniem voor terrorisme aangezien. Pas door de erkenning van de Palestinian Liberation Organisation (PLO) door Israël in 1993 en het feit dat in dat jaar Jericho en Gaza beperkte autonomie kregen onder een Palestijnse autoriteit, werd de weg gebaand voor een (internationaal erkend) hergebruik van de term Palestina op politiek vlak.

Israël of Palestina: het ‘heilig land’

Ten einde zich temidden van de brisante situatie in het gebied dat thans Israël/Palestina wordt genoemd politiek zo neutraal mogelijk op te stellen, heeft men in de loop van de 20ste eeuw deze regio vaak als het ‘heilig land’ omschreven. Ook deze uitdrukking heeft een bijbelse grondslag en kreeg als dusdanig een plaats in de geschiedenis van jodendom en christendom. Nochtans komt deze erenaam in het Oude Testament niet zo vaak voor als men zou vermoeden. Immers, pas in de 2de eeuw v. Chr. past het boek Wijsheid van Salomo deze terminologie toe op het gehele grondgebied dat JHWH aan Israël heeft toegezegd (Wijsheid 12,3). In oudere teksten refereert de uitdrukking veeleer aan de stad Jeruzalem of de tempel. Ook de joodse traditie beklemtoont veel uitdrukkelijker de heiligheid van de tempel dan deze van het gehele land door te stellen dat het land slechts heilig is dankzij de heiligheid van de tempel.

De vroege christelijke auteurs hebben vanzelfsprekend deze op de heiligheid van de tempel geconcentreerde invulling van de notie ‘heilig land’ niet zonder meer overgenomen. Zij interpreteren ‘heilig land’ veeleer als een geestelijk concept. Zo stelt kerkvader Tertulianus rond 190 na Chr.: “Alhoewel de joden stellen dat het heilig land uitsluitend op joods grondgebied ligt, toch moet veeleer het vlees van Christus – dit wil zeggen ieder die door Christus is aangetrokken – als het heilig land worden begrepen. Zij zijn waarlijk heilig door de inwoning van de heilige Geest. Tegen dergelijke opvattingen wordt echter gefulmineerd door Hiëronymus – de christelijke bijbelgeleerde uit de 4de-5de eeuw die voor het eerst in de geschiedenis het Oude Testament uit het Hebreeuws in het Latijn heeft vertaald -, volgens wie het concept ‘heilig land’ zonder meer naar het grondgebied van Palestina verwijst. Het is vooral met de kruisvaarders dat het Latijnse equivalent Terra Sancta de gangbare benaming van Palestina is geworden, een eretitel die vooral gelovigen tot op vandaag blijven geven aan dit land dat een bijzondere rol speelt in het ontstaan van jodendom, christendom en islam. Het ziet er bovendien naar uit dat we deze formule opnieuw meer en meer zullen moeten gaan gebruiken, indien we er niet van verdacht willen worden partij te kiezen in het actuele escalerende Israëlisch-Palestijnse conflict.

ezra19Dit artikel verscheen in het voormalige VBS-Informatie. In 2009, bij het begin van de 40ste jaargang, kreeg het blad een nieuwe vormgeving. Sindsdien verschijnt het onder de naam Ezra – Bijbels tijdschrift.
→ Bekijk de recentste nummers van Ezra – Bijbels tijdschrift.
 
Leden van de Vlaamse Bijbelstichting krijgen het recentste nummer van EZRA om de drie maanden gratis opgestuurd.
→ Ontdek alle voordelen van het VBS lidmaatschap.

 

Reacties zijn afgesloten.