Een eeuw kritische bijbelstudie te Jeruzalem

Door Olav Emiel Van Outryve in VBS-Informatie 21 (1990) 51-57

15 NOVEMBER 1890

Even ten noorden van Jeruzalem vindt een kleine plechtigheid plaats. “Bescheiden,” schrijft pater Lagrange in zijn memoires, “want alles heeft zich afgespeeld in het afgedankte slachthuis, waar men in de muur nog de ringen zag waaraan vroeger het slachtvee werd gebonden”. Als eregasten waren aanwezig: de toenmalige consul van Frankrijk in het ‘Heilig Land’ en de katholieke patriarch van Jeruzalem. Aanleiding voor de bijeenkomst was de oprichting van de ‘Ecole pratique d’études bibliques’, zoals de naam toen luidde. Zomaar een hogere school? een instituut voor priesteropleiding? een gespecialiseerde kerkelijke faculteit? Het zou afhangen van de verdere ontwikkeling.

Acht jaar voordien hadden de dominicanen voor de neus van de Russisch-orthodoxen en van het Griekse patriarchaat een zeer duur terrein gekocht via een keten van stromannen. Het stuk grond lag langs de weg naar Nabloes een driehonderdtal meter buiten de Damascuspoort. Het was gegeerd, want volgens de traditie is de diaken Stefanus daar gestenigd en als eerste martelaar gestorven. Men vond er althans de ruïnes van de basiliek die in de vijfde eeuw was gebouwd door keizerin Eudoxia van Constantinopel op de plaats waar vermoedelijk het stoffelijk overschot van Stefanus was gevonden.

Het oorspronkelijke doel van de kloosterstichting luidde officieel: 1. het heiligdom van Stefanus heroprichten en bedienen; 2. aan het klooster een gastenverblijf hechten voor priesters op pelgrimstocht; 3. eerlang een noviciaat oprichten voor kandidaat-dominicanen uit oosterse landen. Uit brieven en gesprekken weten we dat de stichting ook missionair, pastoraal en volks devoot was bedoeld.

In 1890, toen de plannen voor het inrichten van bijbelcursussen waren gerijpt, bestond de kloostergemeenschap. uit vijftien leden. Onder hen een Vlaming: Antoon Peeters, geboren te Pellenberg in 1848. Na diens dood in 1903 schreef pater Lagrange in zijn memoires: “le vaillant convers qui avait surveillé les travaux de construction de l’église et du convent”.

PATER LAGRANGE

De historici hebben nog niet uitgemaakt aan wie precies het initiatief moet worden toegeschreven om een hogere bijbelschool op te richten. De wetenschappelijke opzet is zonder twijfel gegroeid uit planning van allerlei pastorale activiteiten van veeleer vrome aard. In de loop van die evolutie is Lagrange op het toneel verschenen en heeft de ontwikkeling een definitieve richting gegeven.

Bij wijze van steekkaart volgt hier het curriculum van Albert Lagrange. Geboren in 1855 te Bourg-en-Bresse; middelbare studies aan het klein-seminarie van Autun; in 1878 doctoraat in de rechten (Parijs); na een jaar seminarie Saint-Sulpice intrede in het noviciaat van de dominicaanse provincie van Toulouse, waarbij hem de naam Marie-Joseph wordt opgelegd; wegens verdrijving uit Frankrijk theologische studies te Salamanca; van 1884 tot 1888 lector kerkgeschiedenis, wijsbegeerten en exegese aan de dominicaanse studiehuizen te Salamanca en te Toulouse; een jaar studie Oosterse talen te Wenen; in 1890 benoeming voor het klooster te Jeruzalem, terwijl hij tegelijkertijd als professor was aangekondigd in het programma van de nieuw op te richten theologische faculteit van Fribourg (Zw.).

Omdat hij al eerder op de hoogte was van de intenties van zijn oversten, had pater Lagrange een studie-project ontworpen. Het kreeg heel concrete vormen toen hij ter bekroning van zijn Weense studies Palestina bezocht. Hij had er de gebrekkige infrastructuur gezien (het slachthuis waarop inderhaast enkele kloostercellen waren gebouwd, afwezigheid van bibliotheek en van didactisch materiaal…), maar ook de vermeende nadelen ingeschat (o.a. de gevreesde hitte); hij had vooral ervaren dat reële kennis van land, taal, bevolking en geschiedenis broodnodig zijn om de bijbel te verstaan.

De bescheiden start van de bijbelschool blijkt uit het professoren- en studentenkorps van het eerste academiejaar. Professoren: drie dominicanen en een seculier priester. Op het programma stonden: een cursus inleiding (geschiedenis, geografie van Palestina, topografie van Jeruzalem), exegese Oud en Nieuw Testament, Hebreeuws, Arabisch en assyriologie. Het ‘praktische’ luik voorzag: wekelijks een verkenning van Jeruzalem, maandelijks een archeologische dagtrip in Judea, jaarlijks een tocht van drie à vier weken in het hele land.

Nu volgen jaren van hard werken. De stichter· van de bijbelschool heeft gaandeweg een keur van professoren gevormd op alle deelgebieden van de bijbelwetenschap (Vincent, Abel, Jaussen, Savignac, Dhorme … ). Hij trok studenten aan uit alle werelddelen. Door zijn contacten verwierf hij morele steun en waardering van vooral Franse wetenschappelijke instellingen en diplomatieke steun van de Franse staat.

Weldra werd de ‘Revue Biblique’ gesticht (1891) en werd gestart met een reeks bijbelcommentaren: ‘Etudes Bibliques’ (1903). Lagrange beet telkens zelf de spits af en bleef op hoog niveau publiceren. De bibliografie van zijn werken – met inbegrip van zijn kritische boekbesprekingen – telt 96 bladzijden (zie F.M. BRAUN, L’oeuvre du père Lagrange).

TEGENWIND

De geschiedenis van de ondertussen genoemde ‘Ecole Biblique et Archéologique Française’ (EBAF) is echter niet zo rooskleurig verlopen als het relaas van wetenschappelijke publikaties en archeologisch veldwerk doet vermoeden.

Naast de bouwproblemen en financiële problemen (o.a. om een bibliotheek op te zetten) waren er de politieke problemen. Eerst was er het onvriendelijke Turkse regime. Na de eerste wereldoorlog het Engels mandaat. Na de tweede wereldoorlog de toewijzing aan Jordanië. Sinds 1967 de inlijving in Israël.

Maar de zwaarste tegenkanting is van binnen de kerk gekomen. De eerste werken van Lagrange zijn verschenen bij het begin van de modernistische crisis. Hij had definitief afstand genomen van de traditionele, dogmatische en spirituele bijbeluitleg op basis van kerkvaders en Romeinse catechismus. De Latijnse Vulgaat-tekst achtte hij onvoldoende als basis voor studie. Hij hanteerde tekstkritiek en historische kritiek. Deze kritische methodes stamden uit negentiende-eeuwse Duitse ‘liberale’ middens, waar uit de literaire analyse rationalistische conclusies werden getrokken. Totnogtoe was daarop door kerkelijke theologen alleen apologetisch gereageerd. Om met de zgn. rationalisten te dialogeren gebruikte Lagrange de methodes die zijzelf hanteerden. Zo kwam hij tussen twee vuren staan. Enerzijds de traditionalisten (vooral in Rome en in Frankrijk), die hem verketterden. Lagrange hield zich immers niet aan de randstellingen waarvan zij meenden dat ze onvoorwaardelijk samenhingen met de kern van het christelijk geloof. Anderzijds modernistisch gezinde Fransen die het niet namen dat hij uit zijn historisch en kritisch onderzoek conclusies trok binnen de christelijke geloofstraditie. Fundamentele geloofsinzichten (die tot op vandaag om opheldering vragen) stander ter discussie. De polemiek werd gevoerd in een bitsige stijl die nu wel vermakelijk lijkt, maar toen kwetsend en vijandig was bedoeld. Zo werd b.v. geschreven dat Lagrange “heulde met joden, vrijmetselaars en protestanten om de katholieke kerk te vernielen”.

Het theologisch debat dat een ware crisis in de kerk veroorzaakte, werd door een dom toeval nog ingewikkelder – tot nadeel van de bijbelschool. In de eerste aflevering van de Revue Thomiste (1893) was een vinnig artikel verschenen dat oude theologische veten tussen dominicanen en een andere religieuze familie weer deed oplaaien. Weldra werd zowel in Frankrijk als in Duitsland, Oostenrijk, Italië, Spanje, België en niet in het minst in Vaticaanse kringen een invloedrijk aanhanger van die theologische richting gevonden om Lagrange en zijn werk te bestrijden. Initiatieven werden genomen om de school van de dominicanen verdacht te maken en te beconcurreren. In dat licht moet de oprichting van het Pauselijk Bijbelinstituut (1909) gezien worden. Het doel werd toen suggestief omschreven als volgt: ” … om een gezonde leer over de H. Schriftboeken te verdedigen, te publiceren en te bevorderen, vereenkomstig de gegeven en nog te geven voorschriften van de H. Apostolische Stoel, tegen vooral recente valse, dwalende, vermetele en ketterse meningen”. Om de verdachte school a.h.w. in te sluiten wordt de actie naar het Nabije Oosten verlegd. Aan de Sint-Jozef-universiteit te Beiroet wordt een afdeling bijbelexegese gecreëerd. In 1912 wordt besloten om te Jeruzalem zelf een filiaal op te richten van het Pauselijk Bijbelinstituut.

De faam en het werk van de bijbelschool leden zwaar onder de kerkelijke verdachtmaking. Decreten van de H. Stoel en ‘responsa’ van de Bijbelcommissie (opgericht in 1902) volgden elkaar op. Er circuleerde o.a. een brief van vier bladzijden met ‘dwalingen’ van pater Lagrange. Het is niet gelukt hem op doctrineel gebied te laten veroordelen. Wel werd verboden dat enkele (niet nader genoemde) boeken van hem zouden worden gebruikt en geconsulteerd in seminaries en kloosterscholen. Lagrange trok zich echter niet terug in ‘ongevaarlijk’ werk van louter filologische, historische of archeologische aard. Hij bleef offensief in dialoog met modernistische bijbelcritici. Op kerkelijke steun van hogerhand kon hij evenwel niet rekenen. Naast enkele verdedigers vond hij vooral tegenstanders, weifelaars en weinig moedige mensen.

EEN LEGENDE WORDT WERKELIJKHEID

Ondertussen is het EBAF aan zijn vierde generatie professoren toe. Men kan hen ook ontmoeten als sprekers en actieve deelnemers aan congressen van bijbelspecialisten, als gastprofessoren aan allerlei universiteiten.

Bijbelkundigen uit alle middens verlenen hun medewerking aan de wetenschappelijke publikaties van de school. De ‘Revue Biblique’ telt al 97 jaargangen. In de reeks ‘Etudes Bibliques’ verschenen ruim 100 boekdelen. Er loopt al een parallelle reeks: ‘Cahiers de la Revue Biblique’ (totnogtoe een dertigtal volumes). Aan de school studeren jaarlijks ongeveer 30 leerlingen. Veel bijbelgeleerden gaan er tijdelijk werken. In de bibliotheek vinden zij naar schatting 120.000 boeken en 400 tijdschriften.

Op archeologisch gebied is heelwat gepresteerd. Meest bekend zijn de opgravingen van Teil el-Farah (Tirza, tijdelijk hoofdstad van het noordrijk Israël), Qumran aan de Dode Zee en nu de citadel van Amman. Aan opgravingen onder de leiding van anderen wordt geregeld meegewerkt. De didactische inrichting van het Rockefeller Museum was hoofdzakelijk het werk van pater De Vaux. Het ‘praktische’ luik van het studieprogramma wordt tot op vandaag jaarlijks afgewerkt, precies zoals pater Lagrange het in detail had ontworpen.

Aan de Franstalige kerken is een uitzonderlijke dienst bewezen met de bijbelvertaling die ‘Bible de Jérusalem’ wordt genoemd – overigens in het Engels, Duits, Spaans, Italiaans en Portugees uitgegeven.

Kortom, een legende is werkelijkheid geworden. Men vertelt dat pater Lagrange in 1890 slechts drie boeken onder de arm droeg toen hij in de haven van Jaffa ontscheepte: een Hebreeuwse bijbel, een Baedeker van het ‘Heilige Land’ en een dominicaans getijdenboek.

Dankzij kritische studie op de grondtekst hebben Lagrange en zijn school de kerkelijke omgang met de bijbel helpen vrijmaken uit fundamentalisme, uit patristisch-allegorische, dogmatische en louter stichtelijke lezing. Voor kritische geesten hebben zij de bijbel geopend en hen geloofsunimte gegeven binnen de kerk.

Dankzij (meestal sober en soms hard) verblijf in het Nabije Oosten, door contact met volk, taal en cultuur, door archeologisch, topografisch, toponymisch… werk hebben zij de bijbelse geschriften een concrete en reëel-historische achtergrond gegeven.

Dankzij het geregeld koorgebed in zijn dominicaanse gemeenschap – zo getuigt Lagrange in zijn memoires – vond hij gemoedsrust om de moeilijkheden te dragen en licht om zich in zijn studie gelovig te bewegen binnen de kerkelijke traditie. In tegenstelling met andere klooster-studia heeft in het klooster te Jeruzalem nooit de gewoonte bestaan dat professoren vrijgesteld werden van grote gedeelten van het koorofficie.

Om te besluiten kunnen we zelfs gewagen van enige – late – kerkelijke erkenning. In 1983 werd aan de EBAF de faculteit verleend om het doctoraat bijbelwetenschappen toe te kennen … evenwel aan kandidaten die elders basis-opleiding hebben genoten en de licentie hebben behaald. De bijbelschool reageerde in de lijn van Lagranges spiritualiteit wanneer zij deze gunst bekendmaakte en eraan toevoegde: “L’Ecole … exprime au Saint-Siège sa respectueuse reconnaissance”.

Het eeuwfeest van de ‘Ecole Biblique et Archéologique Française de Jérusalem’ wordt gevierd op 20-22 november 1990 in Lyon met een colloquium over het ontstaan van de kritische methode. Op 23 november zal de bijeenkomst van de ‘Académie des Inscriptions et Belles Lettres’ (Parijs) aan dit eeuwfeest gewijd worden.

ezra19Dit artikel verscheen in het voormalige VBS-Informatie. In 2009, bij het begin van de 40ste jaargang, kreeg het blad een nieuwe vormgeving. Sindsdien verschijnt het onder de naam Ezra – Bijbels tijdschrift.
→ Bekijk de recentste nummers van Ezra – Bijbels tijdschrift.
 
Leden van de Vlaamse Bijbelstichting krijgen het recentste nummer van EZRA om de drie maanden gratis opgestuurd.
→ Ontdek alle voordelen van het VBS lidmaatschap.

 

Reacties zijn afgesloten.