Bibliografische kroniek

Door Frans Van Segbroeck in VBS-Informatie 3 (1972) nr. 4, 9-11 en 6 (1975) nr. 4, 20-23

ezra19Dit artikel verscheen in het voormalige VBS-Informatie. In 2009, bij het begin van de 40ste jaargang, kreeg het blad een nieuwe vormgeving. Sindsdien verschijnt het onder de naam Ezra – Bijbels tijdschrift.
→ Bekijk de recentste nummers van Ezra – Bijbels tijdschrift.
 
Leden van de Vlaamse Bijbelstichting krijgen het recentste nummer van EZRA om de drie maanden gratis opgestuurd.
→ Ontdek alle voordelen van het VBS lidmaatschap.

 

Jesaja Maleachi, (Het Oude Testament, 5). Desclée/Emmaüs, Brugge, 1972, 602 blz., 350 Fr.
Deze K.B.S. vertaling van het Oude Testament omvat vijf delen. Het vijfde deel is zojuist verschenen (october 1972). Delen één, twee en drie zijn er ook reeds. Het vierde – en dus laatste – deel zal eind 1973 op de markt komen.
Deel vijf bevat alle profetische boeken. Het is lijviger geworden dan de voorgaande. De taal is meestal zeer direct en goed leesbaar.
Deze nieuwe vertaling verdient zeker de voorkeur boven de oudere Canisius vertaling. Ook de noten, hoewel soms ongelijk in lengte en waarde, zijn stukken beter. Als u de bijbeltekst gebruikt in lessen of gesprekken moet u de nieuwe versie nemen.

L. DOCX, Leren lezen in de bijbel, (Katechetische units), Patmos, 1971, 52 (deel van de leerling).
Godsdienstleraars zijn vaak bang de bijbeltekst in hun lessen aan bod te laten komen. In hun gedachten zien zij al bij voorbaat de negatieve reactie van de leerlingen tegenover dit oude boek. Kan de catechetische unit van L. Dockx deze houding veranderen, zowel bij leraar als bij leerling ? Wij hopen het. Aan de hand van veel tekstvoorbeelden uit Oud en Nieuw Testament toont de auteur aan hoe men de bijbel moet leren lezen als literatuur waarin verscheidene taalvormen gebruikt worden. In een twede deel zoekt de schrijver duidelijk te maken hoe de bijbel groeide en hoe er verscheidene tradities in opgenomen werden. Een vergelijking met profane literatuur maakt het geheel beter verteerbaar.
Zoals de andere units uit de reeks is het een werkboek geworden dat goed in elkaar steekt. Het lijkt ons evenwel toch wat moeilijk. De leraar zal zelf heel wat moeite hebben om een goed antwoord te geven op de vragen bij de tekst, tenminste als hij niet beschikt over het boekje voor de leraar. Wij zouden de uitgever dankbaar zijn als hij ons in het vervolg dit deel ook zou toesturen. J. LUST

Het Nieuwe Testament, vertaald en toegelicht onder redactie van Prof.
Dr. W. GROSSOUW, Dr. B. VAN IERSEL, Dr. F. NEIRYNCK.
Totnogtoeverschenen:
G. BOUWMAN, De brief van Paulus aan de Filippiërs, 1965.
Th. DE KRUIJF, De Pastorale Brieven, 1966.
P. ANDRIESSEN en A. LENGLET, De Brief aan de Hebreeën, 1971.
A. ROOSEN, De Brieven van Paulus aan de Tessalonicenzen, 1971.
G. BOUWMAN, De Brieven van Paulus aan de Kolossenzen en aan Filemon, 1972.
A.P. VAN SCHAIK, De Openbaring van Johannes, 1971.
bij ROMEN, Roermond.
Eindelijk opnieuw een katholieke Kommentarenreeks van eigen bodem. De opzet van deze serie nieuwtestamentische kommentaren, waaraan exegeten uit Nederland en Vlaanderen hun medewerking verlenen, is een kritisch verantwoorde en goed gedocumenteerde tekstanalyse te brengen, die niettemin voor een breed publiek toegankelijk is. Tot een dergelijk compromis wordt men in een klein taalgebied inderdaad verplicht, terwijl men zich in de ons omringende landen gemakkelijker kan veroorloven twee of meer reeksen van verschillend niveau op de markt te brengen. Deze reeks geeft telkens voor een korte sectie een vrij diepgaande analyse met uitdrukkelijke aandacht voor de theologische betekenis van de tekst en, in voetnoot, een beknopte discussie van meer technische detailproblemen en een soms vrij uitvoerige verwijzing naar exegetische literatuur.
Elk wat wils dus, doch, naar onze mening, een geslaagd compromis.
In de inleiding, die tot een vijftiental bladzijden in beslag kan nemen, worden de traditionele vragen in verband met de bestemmeling, de aanleiding, plaats en tijd van ontstaan, de authenticiteit, de inhoud en de opbouw van het geschrift kort en helder besproken, waarbij de auteur vaak een persoonlijke stelling inneemt in de actuele stand van de discussie. De literatuurlijst die hierop volgt, oriënteert de lezer naar een ruime keuze van meestal buitenlandse kommentaren en gespecialiseerde publicaties.
De reeks belooft een uiterst nuttig hulpmiddel te worden voor de persoonlijke studie, de homiletische en catechetische voorbereiding en de leiding van van bijbelkringen. De lezing van een bevattelijke verklaring van de bijbeltekst lijkt ons inderdaad de beste waarborg voor een getrouwe verkondiging van het Nieuwe Testament. Voor een kritische bespreking van de reeks verwijzen we naar de theologische tijdschriften. Een paar schaduwzijden toch: de moeizame start van de reeks en het uitblijven van de nummers die “een breed publiek” het meest interesseren, de Evangeliën en de grote Paulusbrieven. Men schijnt er nu evenwel naar te streven de reeks binnen afzienbare tijd te voltooien. Deze serie wordt ons inziens, voor generatie nederlandstaliga bijbellezers en bijbelverklaarders een instrument. J. DELOBEL

Een boodschap gevangen in menselijke taal
(van exegese tot verkondiging 4)
KBS, Boxtel – Emmaüs, Desclée De Brouwer, Brugge, 1972, 91 blz.
“Je moet de bijbelteksten niet interpreteren,” zei iemand die lid is van een Pinkstergroep, “je moet ze nemen zoals ze daar staan”· Deze man houdt zijn hart vast als hij ziet wat er in de kerken allemaal met de bijbel gebeurt. Alleen, hij vergeet dat ook hij interpreteert. Namelijk: letterlijk. Interpreteren doe je in elk geval. In dit geval echter met miskenning van het feit dat de boodschap is ‘gevangen in mensentaal’, een taal die bovendien in tijd en ruimte ver van ons af ligt. Ook veel christenen in onze kerken zijn hiermee nog maar weinig vertrouwd en vragen zich af waarom men zo ineens de oude teksten anders gaat verstaan. Er is behoefte aan enige inwijding in de juiste interpretatiekunst.
De ‘Werkgroep Katholieke Bijbelstichting’ heeft in de loop van de twee vorige jaren ‘werkpapers voor bijbelgrepen’ samengesteld. Deze zijn, onder eindredactie van T. van den Ende, tot een boekje verwerkt (het vierde in de reeks die zo gelukkig met Kamphaus is begonnen). We krijgen enkele princiepen mee, die dan op een paar perikopen (de genezing van de lamme bij Marcus en in Handelingen, de Emmaüsgangers) en een paar thema’s (Rijk Gods, toekomstdromen en profeten) worden toegepast. Uit de mensentaal van die tijd wordt de boodschap gepuurd en naar onze tijd toe vertaald. Zo leren we concreet en op bevattelijke wijze wat met een geleerd woord ‘hermeneutiek ‘ wordt genoemd.
Het boekje laat zich vlot lezen, en zowel de beginneling als de ‘meer gevorderde’ zal het interessant vinden. Maar het heeft ook de sporen willen blijven dragen van de werkpapers: het is tegelijk een ‘praatboekje ‘, dat in de handen gestoken moet worden van hen die de stof in groepsgesprek willen benaderen. Met dat doel is het ook van een aantal nuttige wenken voorzien. Ook ‘voer voor catecheten?’ vragen de samenstellers zich ten slotte af. Ja, zou ik zonder aarzelen zeggen. L. GEYSELS

Van Exegese tot Verkondiging, KBS, Boxtel – Emmaüs, Desclée De Brouwer, Brugge.
In de door de Katholieke Bijbelstichting (in samenwerking met V.B.S.) uitgegeven reeks “Van exegese tot verkondiging”, waarvan de eerste drie deeltjes (F. Kamphaus, Kindheids-, Paas- en Wonderverhalen) reeds vroeger in dit blad werden voorgesteld, zijn onlangs enkele nieuwe nummers verschenen, die we graag onder de aandacht van onze lezers brengen.

N. 4: T. VAN DEN ENDE (red.), Een boodschap gevangen in menselijke taal (1972, 91 blz., 115 Fr.). Zie hoger.
N.5.: A. SMITMANS en A. BAUR, Het Onze Vader in de prediking (1972, 118 blz., 120 Fr.).
Dit uit het duits vertaalde boekje is een nuttig hulpmiddel tot het beter verstaan van het Onze Vader. In het eerste hoofdstuk wordt de evangelietekst van Mt en Lc exegetisch onderzocht en verklaard. In het tweede volgt een hermeneutische bezinning op de verschillende temata die in het Gebed van de. Heer aan bod komen. Het derde deel geeft enkele didactische overwegingen, terwijl het vierde nuttig werk- en vergelijkingsmateriaal aanbrengt: parallelen uit O.T., N.T., en jodendom, uittreksels uit vroegere en moderne commentaren en belijdenisschriften (Luther, Canisius, Guardini, Delp). Voor de verkondiging en de catechese kan dit boekje goede diensten bewijzen.

N. 6: O. KNOCH, Toen waren het nog vissers. Meditaties over priesterlijk dienstwerk (1972, 74 blz., 120 Fr.).
Naast een langere uiteenzetting over de gegevens omtrent ambt en priesterschap die we vinden in het N.T., bevat dit boekje een reeks korte meditaties naar aanleiding van schriftteksten over de taak van de priester in de vroege kerk en in onze dagen. Deze meditaties kunnen door hun directheid en diepte veel bijdragen tot de verrijking van onze opvattingen omtrent dienstwerk en leiding in de kerk, en de zo gevraagde mentaliteitsverandering helpen tot stand brengen.

N. 7: Aan ons overgeleverd. Woorden uit de Schrift voor de gemeente (1972, 88 blz., 120 Fr.).
Volgends de inleiding is dit boekje bedoeld als handreiking voor pastoors en al degene die mede de zorg dragen voor de liturgie en de verkondiging van de “Blijde Boodschap”. Het aangeboden materiaal is gegroeid uit de praktijk van bijbelweekends die door de Werkgroep Katholieke Bijbelstichting werden georganiseerd. Men vindt er een inleidende beschouwing over de betekenis van de Bijbel voor onze tijd, en vervolgens “Vier vieringen met woorden uit de Schrift voor de gemeente”. Elk van deze (Eucharistie)vieringen bestaat uit bijbelteksten met aangepaste liederen, gebeden en commentaren. De z.g. “dienst van de tafel” (een eigen canongebed) is dezelfde voor de vier vieringen. De teksten zijn ook bruikbaar buiten Eucharistieverband.
F. VAN SEGBROECK

Reacties zijn afgesloten.