‘Ik ben een God in ’t diepst van mijn gedachten’. Ezechiël 28 en de eerste mens in het aards paradijs

'Ik ben een God in 't diepst van mijn gedachten'. Ezechiël 28 en de eerste mens in het aards paradijs

Door Johan Lust in EZRA Bijbels tijdschrift 21: maart 2014

Geselecteerde fragmenten

Het 28ste hoofdstuk van Ezechiël maakt deel uit van een reeks orakels van de profeet tegen de buurvolkeren van Israël, onder meer tegen Tyrus en Sidon. Deze Fenicische stadsstaten met havens aan de Middellandse Zee en met hun bloeiende handelspraktijken lagen vlak ten noorden van Israël, en zouden net als Israël en Juda ten prooi vallen aan de Babylonische overheersers. De profeet kondigt de ondergang van Tyrus aan. De aanvangswoorden van het orakel doen denken aan een sonnet van Willem Kloos. In het tweede deel van het orakel vergelijkt Ezechiël de koning van Tyrus met de eerste mens die uit het paradijs verjaagd wordt. Maar is het orakel alleen maar tegen het buurvolk gericht? Of zit er ook een aanklacht tegen Israël in verborgen, meer bepaald tegen de hogepriester-koning van Jeruzalem?

[..]

De banden tussen dit orakel en de scheppingsverhalen in Genesis 1–3 vallen op. Let vooral op het woordgebruik dat beide verhalen verbindt. De koning van Tyrus wordt voorgesteld als de eerste mens. Volgens vers 13 heeft God hem immers geschapen in de tuin van Eden. Vers 15 voegt er aan toe dat hij een onberispelijke levenswandel had op de dag dat hij geschapen werd. Het werkwoord ‘scheppen’ (bara) en de uitdrukkingen ‘tuin’ (gan) en ‘Eden’ (eden) roepen bij de lezer ontegensprekelijk herinneringen op aan het begin van Genesis. Ook de ‘kerub’ doet dat. In het paradijsverhaal blokkeren kerubs de toegang tot de tuin na de zondeval (Gn 3,24). De rol van de kerub bij Ezechiël is niet eenduidig en verdient een aparte behandeling.

[..]

De banden tussen dit orakel en de scheppingsverhalen in Genesis 1–3 vallen op. Let vooral op het woordgebruik dat beide verhalen verbindt. De koning van Tyrus wordt voorgesteld als de eerste mens. Volgens vers 13 heeft God hem immers geschapen in de tuin van Eden. Vers 15 voegt er aan toe dat hij een onberispelijke levenswandel had op de dag dat hij geschapen werd. Het werkwoord ‘scheppen’ (bara) en de uitdrukkingen ‘tuin’ (gan) en ‘Eden’ (eden) roepen bij de lezer ontegensprekelijk herinneringen op aan het begin van Genesis. Ook de ‘kerub’ doet dat. In het paradijsverhaal blokkeren kerubs de toegang tot de tuin na de zondeval (Gn 3,24). De rol van de kerub bij Ezechiël is niet eenduidig en verdient een aparte behandeling.

ezra21De volledige versie van dit artikel kan u terugvinden in EZRA Bijbels tijdschrift 21: maart 2014, verkrijgbaar voor €5, inclusief verzending, door overschrijving op rekeningnummer BE98 1237 7805 2493 ter attentie van de Vlaamse Bijbelstichting, met vermelding van ‘Ezra21′.
 
Leden van de Vlaamse Bijbelstichting krijgen het recentste nummer van EZRA om de drie maanden gratis opgestuurd.
→ Ontdek alle voordelen van het VBS lidmaatschap.

 

Reacties zijn afgesloten.