Catechetische Bijbelstudiedag Antwerpen (3-4 januari 1971)

Ezra Bijbels tijdschrift 18: juni 2013Dit artikel verscheen in het voormalige VBS-Informatie. In 2009, bij het begin van de 40ste jaargang, kreeg het blad een nieuwe vormgeving. Sindsdien verschijnt het onder de naam Ezra – Bijbels tijdschrift.
→ Bekijk de recentste nummers van Ezra – Bijbels tijdschrift.
 
Leden van de Vlaamse Bijbelstichting krijgen het recentste nummer van EZRA om de drie maanden gratis opgestuurd.
→ Ontdek alle voordelen van het VBS lidmaatschap.

Door Frans Lefevre in VBS-Informatie 1971 nr. 1

Reeds lang leefde in de redactievergadering van het catechetisch tijdschrift “Verbum” het verlangen een studiedag te organiseren over de functie van de bijbel in de schoolcatechese van het secundair onderwijs. Dat moest niet zozeer een theoretische aangelegenheid worden maar een gesprek vanuit en gericht op de praktijk. Dit initiatief groeide meteen uit tot een eerste contact tussen Vlaamse catecheten enerzijds en de Nederlandse redactieploeg anderzijds.

Deelnemers waren: Jozef Bulckens, Jozef Devijver, Ludo Docx, Georges Lambrechts, Frans Lefevre, Norbert Nolf, Paul Van den Berghe, Johan Lust (gespreksleider), Simon Van Beurden, Mej. Til Cornelissen, Hans Koenen, Ignace Lottman, Wim Saris, Ernst Thuring en Jacques Dinjens (secretaris). Het gesprek betrof meer rechtstreeks het project van Norbert Nolf: Farizeeën en farizeeërs; en dat van Simon Van Beurden: Taken Oude Testament (met name taak 4 en 5; Roeping en Intocht).

De bespreking liep inderdaad rond deze beide polen. Door enkele werd de nadruk gelegd op de bijbel als geschiedenis van de Joods-christelijke traditie: de gelovige moest zich door dit verleden opnieuw laten aanspreken. Anderen onderstreepten echter vooral dat de Schrift als Hebreeuwse poëzie diende benaderd te worden, waarbij algemeenmenselijk ervaringen op een unieke wijze een verwoording vonden. In ieder geval moest men in de catechese een ontdekkingsweg vinden. De neerslag van gelovige ervaring kon pas op deze wijze weer tot levend appèl voor de leerlingen worden. Ook mocht het grijpen naar de bijbel niet een soort defensiemechanisme vormen om toch maar aan een bestaansverheldering de allure van echte catechese te geven of om als afronding te dienen voor wie zelf geen persoonlijke stellingname wilde geven.

Vanwaar dan wèl die behoefte om de bijbel ter sprake te brengen? Misschien ook wel omdat hier een unieke mogelijkheid ligt om de gelovige dimensie aan het woord te laten. Ik word muzikaal door mij regelmatig te laten aanspreken door goede muziek; ik word literair gevoelig door confrontatie met fijnzinnige gedichten; zo kan godsdienstzin misschien slechts gedijen door omgaan met religieus hoogstaande ervaring en literatuur. Deze vind ik o.a. in de bijbelteksten.

De besproken leseenheden maakten trouwens nog iets anders duidelijk of stelden nog iet anders in vraag. Zij zijn immers niet louter opgezet als bestaansverheldering omtrent b.v. waarachtigheid, roeping, enz. Was dit wèl het geval geweest, dan zouden zij er anders uitgezien hebben. Er was dus een andere doelstelling mede verdisconteerd: het leren lezen van de bijbelse literatuur en het geleidelijk vertrouwd maken met de wereld van de bijbel. Kan men dan het volgende onderschrijven, of moet men dat betwijfelen: wil een dergelijke religieuze literatuur een kans maken in de hogere jaren dan moeten wij de leerlingen geleidelijk aan “leren lezen” in de bijbel.

Reacties zijn afgesloten.