In memoriam professor emeritus Maurits Sabbe
Dit artikel verscheen in VBS-Informatie. In 2009, bij het begin van de 40ste jaargang, kreeg het blad een nieuwe vormgeving. Sindsdien verschijnt het onder de naam Ezra – Bijbels tijdschrift.
→ Bekijk de recentste nummers van Ezra – Bijbels tijdschrift.
Leden van de Vlaamse Bijbelstichting krijgen het recentste nummer van EZRA om de drie maanden gratis opgestuurd.
→ Ontdek alle voordelen van het VBS lidmaatschap.
Door Joël Delobel, Mathijs Lamberigts, Hans van Munster en Robert Scholma in VBS-Informatie 2004 nr. 3
Deze aflevering van ons tijdschrift wil een dankbare hulde brengen aan professor emeritus Maurits Sabbe, die mede aan de wieg stond van de Vlaamse Bijbelstichting, van 1975 tot 1998 voorzitter was en sindsdien ere-voorzitter. Hij overleed te Leuven, na een lange ziekte, op 15 juni 2004.
Op velerlei gebied heeft hij de Bijbelstichting beschermd, geholpen en gesteund. Wij zijn blij hier enkele getuigenissen te kunnen publiceren die ons na zijn dood bereikten.
– Homilie door professor Joël Delobel tijdens de uitvaartdienst in de Sint-Jan-de-Doperkerk, Groot Begijnhof te Leuven op 19 juni 2004.
– Toepraak door professor Mathijs Lamberigts, decaan van de Faculteit Godgeleerdheid, op het einde van de uitvaartdienst.
– Brief van pater Hans van Munster ofm, voormalig voorzitter van de Katholieke Bijbelstichting in Nederland.
– Brief van de heer Robert Scholma, projectmanager van De Nieuwe Bijbelvertaling, Nederlands Bijbelgenootschap (Haarlem).
Wie meer informatie wenst over de wetenschappelijke carrière van professor Maurits Sabbe verwijzen we naar het boekje, samengesteld door professor Gilbert Van Bell, voorzitter Afdeling Bijbelwetenschap van de Faculteit Godgeleerdheid: In memoriam Maurits Sabbe. Het verschijnt eind oktober en kan worden besteld op ons secretariaat.
Homilie door professor Joël Delobel
Het is begrijpelijk dat de herinnering aan Maurits Sabbe bij zijn familie, zijn huisgenote en zijn beste vrienden op dit moment nog sterk bepaald is door zijn langzame maar onomkeerbare aftakeling in de laatste jaren, maanden en dagen. Hij heeft zijn ziekte gedragen met de waardigheid en de zelfbeheersing die hem altijd hebben gekenmerkt. ‘Ik tracht het beste te maken van elke dag die mij nog gegund is’, zei hij mij reeds een jaar geleden. En toen hij mij voor een vijftal maanden plots vroeg of ik zou willen voorgaan bij zijn begrafenis, was ik niet enkel verrast door zijn keuze maar evenzeer getroffen door de rust en de nuchterheid waarmee hij die vraag stelde. Dat neemt niet weg dat het voor de intieme kring een beproeving was te moeten meemaken dat een zo sterke, intelligente en onafhankelijke persoon langzaam maar zeker moest vrede nemen met een toenemende afhankelijkheid en onmacht. Ik dacht daarbij vaak aan het woord van Jezus tot Petrus in het slothoofdstuk van het Johannesevangelie: ‘Als jonge man deed je zelf je gordel om en je ging de weg die je zelf wilde; als je oud bent zul je je armen uitstrekken en je gordel laten omdoen, en je zult een weg gaan die je zelf niet wilt’.
Maar collega Sabbe is zoveel meer geweest dan die zieke man uit de laatste moeilijke jaren, en vandaag mogen we ons de echte Maurits voor de geest halen in de volle kracht van zijn leven. Straks zal de decaan het hebben over de loopbaan van de professor aan het Grootseminarie en aan de Faculteit Godgeleerdheid. Ik wil vooral pogen de herinnering aan de persoon op te roepen, hoewel een vermelding van zijn werk te Leuven niet helemaal te vermijden is, want de afgelopen vijfendertig jaar was dat zijn leven.
Collega Sabbe was geboeid door waarheid. Met zijn klare kijk was hij steeds uitstekend geïnformeerd, met zijn scherp oordeel maakte hij een moeilijk te weerleggen analyse en met zijn onverschrokkenheid kwam hij uit voor zijn overtuiging. Hij was vasthoudend in het debat, en bleef meestal nog overeind als de gesprekspartners al lang door de knieën gegaan waren. Met zijn taaie diplomatie, waarbij hij geen nood had aan brutaliteit, kon hij meestal zijn mening ingang doen vinden en zijn doel bereiken. Eerlijke kerkkritiek was voor hem niet in tegenspraak met kerkelijke loyauteit als priester en als theoloog. Zijn kerkelijk engagement in deze woelige periode zag hij vooral in zijn inzet voor het uitbouwen van een bloeiende Faculteit en een indrukwekkende bibliotheek, als tegengif tegen de toenemende ontmoediging in eigen rangen en het modieuze misprijzen bij de buitenstaanders. De keuze voor een wetenschappelijk verantwoorde exegese van het Nieuwe Testament in de vroege zestiger jaren werd toen bij de verontruste clerus niet enkel op gejuich onthaald. Maar Professor Sabbe was, samen met zijn collega’s, overtuigd van de verantwoorde kwaliteit van deze methode uit respect voor de Schrift en de waarheid van het evangelie. Hij was er niet bang voor. Ik had soms de indruk dat hij eigenlijk van niemand bang was. ‘De waarheid zal u vrij maken’, zegt Jezus bij Johannes. Maurits was een vrijgevochten man.
Hij was ook geboeid door goedheid. Zijn neven en nichten en hun kinderen verliezen een nonkel uit de duizend. Altijd een prettige gast op bezoek, altijd een ideale gastheer. Het eerst woord dat iedereen te binnen valt wanneer men aan Maurits denk is ‘gastvrijheid’. Talloze mensen waren welkom bij hem aan tafel in het Pauscollege, of in zijn mooie woning op de Trolieberg. Met zijn neus voor kwaliteit wist hij de beste spijzen en dranken en vooral de beste keukenprinses te vinden: tafelen bij hem was telkens weer een goede gelegenheid voor levendige discussies, ondeugende humor, en vaak belangrijke beslissingen. maar zijn bekommernis reikte verder dan zijn vriendenkring. Het beurzenfonds van de Faculteit, zonder hetwelk ook nu nog bijna de helft van onze theologiestudenten uit de Ontwikkelingslanden geen enkele kans zou maken naar Leuven te komen, is jarenlang een soort éénmansbedrijf geweest. Maurits verzamelde het leeuwenaandeel van het geld en selecteerde, met medewerking van de administratieve secretaris, de dossiers. Ik durf er niet aan denken hoeveel zorg en uren die inzet voor de scholarships van hem gevergd hebben. Honderden afgestudeerden, die nu in plaatselijke kerken in de derde wereld goed werk verrichten, hebben er geen flauw idee van wat ze persoonlijk aan hem te danken hebben. Hij had nu eenmaal niet de gewoonte met zijn prestaties te koop te lopen. Hij was zelfs veeleer allergisch voor comités en commissies met meer inspraak dan inbreng. Als solist was hij op zijn best, ten bate van heel veel mensen. Hij was ook ongelooflijk trouw aan zijn vrienden en medewerker. Hij schonk vertrouwen en gaf ruimte aan zijn subregenten in het Pauscollege, hij verdedigde hen zo nodig door dik en dun, en, zoals een vroegere subregent het formuleerde ‘hij leerde hen de vrijheid van de kinderen Gods’. ‘Dankbaarheid is het geheugen van het hart’, zegt men. Goddank leden zijn verwanten en vrienden niet aan de veel voorkomende hartkwaal die men ‘cardiale amnesie’ zou kunnen noemen, en die zich vooral manifesteert wanneer de bruikbaarheid van ouder wordende mensen afneemt. Door de jaren heen, en in het bijzonder in de laatste moeilijke periode, heeft hij zeer veel dankbare sympathie ontmoet. Hij is echt verwend geweest, maar het werd hem van harte gegund en men was blij iets terug te kunnen doen, hoe machteloos men zich daarbij ook voelde. Toen ik hem onlangs voorzichtig vroeg of ik die mensen in zijn naam nog eens mocht bedanken voor dat alles, zei hij, ondanks zijn probleem bij het spreken, heel duidelijk: ‘dat zou ik zeer goed vinden’.
Maurits was ook geboeid door schoonheid. De snelle aangroei van het studentenaantal aan de Leuvense universiteit in de vijftiger jaren maakte een even snelle toename van beschikbare gebouwen noodzakelijk. Jammer dat collega Sabbe toen nog niet te Leuven benoemd was. Sinds hij wél te Leuven is, werd in het centrum van de stad en in het monumentale hart van de universiteit een spoor van vernieling voorkomen en een spoor van vernieuwing getrokken. In vrijwel alle universitaire bouw- en restauratieprojecten tussen 1970 en ’90 was hij betrokken, vaak als de spilfiguur zonder wie een smaakvolle restauratie of een gedurfde functionele nieuwbouw er vermoedelijk nooit gekomen zou zijn. Zoals hij voor de keuken de beste kokkin vond, wist hij bij een bouwproject ook de beste architect te vinden. Door stille, geduldige maar taaie diplomatie kon hij vaak weerbarstige ministeriële en academische diensten ertoe te bewegen om moeilijke dossiers bovenaan de stapel te leggen en versneld in behandeling te nemen. Ontelbare mensen genieten er nu en straks nog van hoe mooi de K.U.Leuven in het stadscentrum geworden is. Dergelijke projecten zijn uiteraard team-work, maar iemand moet aan de kar duwen of trekken, vooral in het mulle zand van de administratie en op het smalle pad van de financiering. Naast architectuur was er zijn voorkeur voor kwalitatief hoogstaande design, en zijn levende belangstelling voor schilder- en beeldhouwkunst. Zijn vriendschappelijke contacten met vermaarde kunstenaars resulteerden in de onvergetelijke tentoonstellingen in het Pauscollege en in de hal van de Faculteitsbibliotheek. Op beide plaatsen zijn ook materiële sporen van deze artistieke initiatieven achter gebleven. Alweer een stuk schoonheid waarvan we kunnen blijven genieten. En dan mag ik zijn vele reizen niet vergeten met een deskundige blik voor al het moois in natuur en cultuur.
Kwaliteit is telkens weer het sleutelwoord. De kwaliteit van de intelligente analyse op zoek naar de waarheid. De kwaliteit van de vriendschap in gulle gastvrijheid en onbaatzuchtige inzet. De kwaliteit van de artistieke schoonheid. Maurits was een levenskunstenaar over de gehele lijn. Ik zou bijna durven zeggen dat kwaliteit zijn spiritualiteit was: als mens, als christenmens, als priester. Hij was een echte humanist. Een gelovig mens die met volle teugen genoot, en liet mee genieten, van Gods rijke schepping.
Iemand die een leven lang zo geboeid was door het ware, het goede en het schone, kan niet ver zijn van God.
In zijn laatste levensdagen, op de afdeling Palliatieve zorgen, vroeg hij om in zijn kamer een klein schilderij op te hangen van een bevriende schilder Pierre Caille: twee figuren die elkaar in de ogen kijken zijn erop afgebeeld. De schilder had er zelfs een naam op geschreven: ‘face à face’ heet het werk. Denkend aan Maurits, die de drempel van de dood overschreed, herinnert die naam van het schilderij mij onwillekeurig aan wat Paulus schreef – en ik laat het laatste woord aan Paulus: ‘Nu kijken we nog in een duistere spiegel, maar dan van aangezicht tot aangezicht’.
Joël Delobel, 19 juni 2004
Toespraak door decaan Mathijs Lamberigts
Maurits Sabbe werd geboren in Tielt (West-Vlaanderen) op 18 augustus 1924. Na studies aan het grootseminarie te Brugge – waar hij op 4 maart 1950 priester werd gewijd – en de K.U.Leuven, promoveerde hij in 1955 tot doctor in de Godgeleerdheid, met een proefschrift getiteld De apologieën van Paulus te Jeruzalem en te Caesarea (promotor L. Cerfaux). In hetzelfde jaar werd hij benoemd tot professor exegese aan het grootseminarie te Brugge, taak die hij tot 1967 bleef vervullen. In 1966 werd hij deeltijds benoemd aan het Hoger Instituut voor Godsdienstwetenschappen te Leuven. In 1967 werd hij hoogleraar aan de Faculteit Godgeleerdheid; in 1970 werd hij er bevorderd tot gewoon hoogleraar. Op 1 oktober 1989 werd hij toegelaten tot het emeritaat.
Aan de faculteit doceerde professor Sabbe Synoptische evangeliën, Johanneische literatuur en katholieke brieven. Voorts gaf hij zowel in het Nederlandse als het Engelse programma het vak Hellenisme. Collega Sabbe was geen bevlogen lesgever, maar wel iemand die de betere student door zijn manier van vragen stellen kon uitdagen om dieper op een kwestie in te gaan. Het internationaal gewaardeerde onderzoek van Johan Lust bijvoorbeeld kwam er naar aanleiding van een examenvraag van Maurits Sabbe. Dat hij een hart voor studenten had, staat buiten kijf. Vele Vlaamse en buitenlandse studenten hebben dankzij het door Maurits Sabbe mee opgerichte en van middelen voorziene Studiebeurzenfonds de kans gekregen om theologie te studeren. Op die manier heeft collega Sabbe zijn roeping als dienende priester wellicht op de meest prekende wijze gestalte gegeven.
Maurits Sabbes aandacht voor studenten was universiteitsbreed. In 1967 volgde hij Mgr. Coppens op als president van het Pauscollege en, zoals te verwachten was, liet hij, als een warming up voor grotere ondernemingen, twee vleugels van dit imposante college renoveren. Hij vormde het om van een streng internaatachtig besloten gebouw tot een op, vrij ruimte voor studenten, die hij behandelde als volwassenen. Vanuit mijn eigen studententijd kan ik getuigen dat het een aangename plaats was om te vertoeven. Tegelijk werd het Pauscollege een oord van overleg, van discussies bij maaltijden, een soort afgeleide van de Universiteitshal in de Naamsestraat. Het wekt dan ook geen verwondering dat collega Sabbe onder Pieter De Somer, van 1980 tot 1985, voorzitter was van de Raad voor Studentenvoorzieningen. Ook daarna bleef hij een gewaardeerde raadgever van het universiteitsbestuur.
Ondanks zijn vele bezigheden, vond Maurits Sabbe nog de tijd om op gezette tijdstippen te publiceren. Naar aanleiding van zijn emeritaat werd besloten om zijn belangrijkste publicaties bijeen te brengen in de verzamelbundel Studia Neotestamentica, die gepubliceerd werd in 1991. De bundel bevat bijdragen over de christologie, de bijbelse theologie, Johannes en de synoptici. Vooral het laatste luik, Johannes en de synoptici, was het resultaat van zijn Leuvense onderzoeksperiode, en kan gelezen worden als een bevestiging of verdediging van de stelling van F. Neirynck, dat Johannes afhankelijk is van de synoptici.
Dat er na de splitsing van de Leuvense universiteit in 1968 nog sprake is van een theologische faculteit, is in niet geringe mate zijn verdienste. Inderdaad, samen met Frans Neirynck speelde hij in 1968 een actieve rol in de oprichting van een autonome Nederlandstalige Faculteit Godgeleerdheid. Neirynck zou er de eerst decaan van worden, Sabbe de eerste academisch secretaris, en dit van 1969 tot 1972.
De grootste verdienste van Maurits Sabbe, van 1969 tot 1944 academisch bibliothecaris, was dat hij er in slaagde om de theologische faculteit voor de eerste maal in haar geschiedenis een bibliotheek te schenken, en wat voor een. Habiele onderhandelaar als hij was, wist hij de toenmalige rector Pieter De Somer ervan te overtuigen dat de oprichting van een eigen bibliotheek voor de theologische faculteit een noodzaak was. Dit moderne kunstwerk en toonbeeld van efficiënte toegankelijkheid, waarvoor Sabbe nauw samenwerkte met architect Paul Van Aerschot, werd in 1974 ingewijd en is vandaag de thuishaven voor meer dan 1.200.000 boeken. Dat binnen de vijf jaar na de splitsing te Leuven, voor de eerste keer in de geschiedenis van de theologische faculteit, deze kon beschikken over een onderzoekslaboratorium dat uniek is in de wereld, is voornamelijk de verdienste geweest van een galant onderhandelaar, een visionair wetenschapper, een architecturaal bevlogen geest en een humanistische boekenliefhebber. Dat ze ook daarna constant bleef groeien, is voor een goed deel zijn verdienste geweest. Dat de aangroei na zijn vertrek niet stokte, was een vreugde voor hem. Niet voor niets bezoeken jaarlijks meer dan 120.000 studenten en onderzoekers uit binnen- en buitenland de bibliotheek te Leuven, volgens de American Theological Library Association de grootste theologische bibliotheek in de wereld.
Dat het boek van het leven dat de Bijbel toch is, voor hem veel meer dan een studieboek was, mag blijken uit het feit dat hij een groot aandeel had in de oprichting van de Vlaamse Bijbelstichting, een stichting die in 1968 onder bescherming van de Vlaamse bisschoppen werd opgericht om, in de geest van Vaticanum II, de bijbellezing in Vlaanderen te bevorderen. Professor Sabbe zou jarenlang de voorzitter zijn van de VBS, een vereniging die op veelvormige wijze laagdrempelige toegangen tot de Schrift blijft aanbieden. Voorts was hij nauw betrokken bij de vertaling van het Johannesevangelie voor de in 1987 verschenen nieuwe KBS-vertaling en was hij lid van de begeleidingscommissie voor de nieuwe oecumenische bijbelvertaling, waarvan het Nederlandse Bijbelgenootschap de initiatiefnemer was en die dit jaar zal verschijnen.
Over Maurits Sabbe als kunstkenner, kunstminnaar en gastheer is door collega Delobel voldoende gezegd. Maurits Sabbe werd een solist genoemd, dat was hij zeke ook, maar dan in een groot orkest. Hij was echt wel iemand die goed kon samenwerken – daarzonder zou een tentoonstelling als die over Bernardus van Clairvaux in 1990 nooit gelukt zijn-, die vertrouwen schonk als gold het een niet meer intrekbare creditcard, die zich ook kon laten overtuigen, die anderen het licht in de ogen en de vrijheid van handelen gunde, wanneer zij, op een andere wijze, op zoek gingen naar mogelijkheden om zijn werk in sterk veranderde universitaire omstandigheden voort te zetten. Hij gaf ook wijze raad en minsten deze raadgeving van hem wil ik U meegeven: ge moet iets doen omdat ge het graag doet.
Collega Sabbe heeft de dingen gedaan die hij graag deed en ze cirkelden alle rond studenten, boeken, kunst en bestuur. In de veelkleurige universitaire wereld heeft hij dan ook op een originele wijze zijn professorale én priesterlijke opdracht ingevuld: faculteit en universiteit kunnen hem en het bisdom Brugge, dat hem, zoals zovelen voor en na hem, aan faculteit en universiteit afstond, alleen maar dankbaar zijn. Dankbaar moeten ze ook de God van het leven zijn, want voor een man van dit formaat kan het niet anders of een nieuw verhaal is begonnen, aan de overkant.
Mathijs Lamberigts, 19 juni 2004
Brief P. Hans van Munster ofm
Middels Philippe van Heusden, directeur van de KBS, ontving ik uw bericht van het overlijden van Maurits. MEt Maurits ben ik vanaf 1992 zeer bevriend geraakt. Als voorzitter van de Katholieke Bijbelstichting kwam ik met hem als voorzitter van de Vlaamse Bijbelstichting in een nauw samenwerkingsverband. In die jaren is een vruchtbaar samengaan van de twee organisaties gegroeid. De beslissingen betreffende de uitgave van de herziene Willibrordvertaling zullen in Vlaanderen en Nederland nog vele jaren een grote invloed hebben.
Ik bewaar warme herinneringen aan onze ontmoetingen in zin heerlijk huis te Leuven, in Den Bosch en in utrecht. Hij was een heerlijk mens, moedig en met een vooruitziende blik. Ik zal hem missen. Hij heeft niet alleen belangrijke zaken tot stand gebracht maar waar daarbij een mens die zorgvuldig bleef in zijn omgang met mensen.
Hans van Munster ofm, 22 juni 2004
Brief Robert Scholma
Enkele dagen na de begrafenis van Maurits Sabbe op 19 juni 2004 ontving ik de kaart waarin het overlijden van Maurits Sabbe melding werd gemaakt. Hoewel wij al wisten dat hij al lang ziek was en lang gestreden heeft, was toch de schok groot. Namens het bestuur van het Nederlands Bijbelgenootschap, namens de directeur, de heer Haaije Feenstra, en namens de vele collega’s binnen het Nederlands Bijbelgenootschap, in het bijzonder die van de afdeling Bijbelvertalen, wil ik u van harte condoleren met het verlies van Maurits Sabbe.
Mijn herinneringen aan hem zijn goed en dierbaar. Al heel snel nadat ik in augustus 1993 uit Curaçao in Nederland was aangekomen om de verantwoordelijkheid op te nemen voor De Nieuwe Bijbelvertaling, ben ik naar Vlaanderen afgereisd om met de Vlaamse Bijbelstichting door te spreken hoe de betrokkenheid van Vlaanderen beter gestalte kon worden gegeven dan dat dit op het moment geregeld was. Aan dit bezoek, en aan de diverse bezoeken die daar in de loop van de jaren op volgende, bewaar ik uitermate dierbare en positieve herinneringen. Mede dankzij hem heeft De Nieuwe Bijbelvertaling (NBV) een veel sterker Vlaams gezicht gekregen. Wij, als management en vertalers van het project, voelden ons door de vele bezoeken steeds beter thuis aan de K.U.Leuven en in het Paus Adriaan VI-college. Ook het bezoek en de rondleiding door de gewelven van de bibliotheek hebben een onuitwisbare indruk achtergelaten.
U zult, nog meer dan wij, hem missen en wij bidden u daarvoor kracht en troost toe.
Robert Scholma, 15 juli 2004