Hebreeuwse accenten en bijbelvertalen
Door Ad Deckers in VBS-Informatie December 2005
De Nieuwe Bijbelvertaling (NBV) heeft zowel tijdens het werk in uitvoering als na de eindpublicatie al geleid tot een stortvloed van bedenkingen vanuit verschillende richtingen, uiteenlopend van ‘kribbe of voederbak’ tot ‘JHWH of De Heer’. De hoeveelheid suggesties, wenselijkheden of correcties die tot nog toe naar voren is gebracht kan moeilijk nog worden vermeerderd: alles lijkt immers al gezegd. Twee redenen zijn er voor mij om nu te reageren op de voor ons liggende vertaling. Op de eerste plaats is dat om mijn waardering uit te spreken voor de nauwgezetheid waarmee de vertalers de brontekst hebben weten weer te geven in begrijpelijk en goed leesbaar Nederlands. Zelfs zinnen die in andere, letterlijke vertalingen duister bleven zijn nu vlot en duidelijk te lezen en te begrijpen. Ik ben van mening dat deze nieuwe vertaling niet alleen voor de ‘gewone gelovige’ maar ook voor de ‘professional’ een houvast kan bieden en duidelijkheid kan scheppen bij het lezen van de bijbel. Nu ik de verantwoording, de inleiding en een aantal teksten heb gelezen kan ik me, op de tweede plaats, niet onttrekken aan een voor de hand liggende vraag: maakt het iets uit hoe een bijbeltekst wordt voorgelezen? Deze vraag kwam bij me op toen ik in de verantwoording las: ‘Deze vertaling is bedoeld om gelezen en om gehoord te worden; er is dan ook veel aandacht besteed aan de voorleesbaarheid van de tekst’. Op grond van deze doelstelling verwacht men dan een tekst die ‘goed in de mond ligt’ bij de voorlezer, en die tevens ‘goed in het gehoor ligt’ bij de toehoorder. Uit de reacties links en rechts zou men mogen opmaken dat de samenstellers ook in deze opzet zijn geslaagd.
Maar maakt bet inderdaad iets uit hoe een bijbeltekst wordt voorgelezen? Het is niet duidelijk of deze vraag een rol heeft gespeeld bij de vertalers. Overtuigingskracht, heldere dictie en een mooie stem, expressief en gevoelig, kunnen een tekst ‘in geuren en kleuren’ tot zijn recht laten komen. Voorlezers, declamatoren en zangers die beroepshalve teksten ‘presenteren’ zijn zich hiervan goed bewust. Zij realiseren zich dat hun presentatie kan verraden hoe zij een tekst hebben opgevat en ingekleurd. Zingen, declameren en voorlezen zijn m.a.w. nooit neutraal.
Masoretische accenten
Dit inzicht is niet een recente of moderne verworvenheid. Zo’n 1500 jaar geleden heeft deze kwestie al een rol gespeeld bij de definitieve vastlegging van de Masoretische tekst (MT) van de Hebreeuwse bijbel. De Masoreten hadden goed gezien dat het wel degelijk iets uitmaakt hoe een bijbeltekst wordt voorgelezen of gezongen. Zij wilden dat het erfgoed (tekst en wijze van presenteren) onveranderd zou worden doorgegeven aan wie na hen kwamen. Generaties lang hebben zij zich ingespannen om de tekst van de Hebreeuwse bijbel daartoe te voorzien van grafische tekens die we nu kennen onder de naam ‘accenten’, c.q. ‘masoretische accenten’ of, ‘zangtekens’ (te’amim in het Hebreeuws)1. De Hebreeuwse bijbeltekst (O.T.) mag men ais brontekst dus ‘rijker’ noemen dan de Griekse bijbeltekst (N.T.): de verbale tekst in de Hebreeuwse bijbel is immers (via de accenten) voorzien van betekenissen of inkleuringen die ontbreken in de Griekse tekst.
In de verantwoording van de NBV zoekt men tevergeefs naar een toelichting op dit gegeven. In hoeverre zijn de accenten, toch een onlosmakelijk deel van de Masoretische tekst, als relevant beschouwd voor de vertaling ervan? Hier wordt met geen woord over gerept, en dat is merkwaardig. Zouden de vertalers dan de accenten helemaal over het hoofd hebben gezien? Dat is haast niet te geloven; sommige zinnen zijn alleen maar redelijk te vertalen als men rekening houdt met de accenten, en daarbij bovendien bewuste en weloverwogen keuzes maakt. In hoeverre dit het geval is geweest en welke overwegingen daarbij hebben gegolden, valt niet op te maken uit de verantwoording. Dat er redenen zijn om de accenten te betrekken bij de vertaling (en interpretatie) van de Hebreeuwse tekst mag blijken uit de volgende twee voorbeelden.
Jozef en Wasti weigeren
Het eerste voorbeeld komt uit het verhaal over Jozef in Egypte. Jozef is in dienst bij de Egyptische hoveling Potifar. De vrouw van Potifar vindt Jozef knap en aantrekkelijk en tracht hem te verleiden. ‘Kom bij me liggen’, zegt ze. En dan gaat de tekst als volgt verder in de NBV-vertaling:
Maar dat weigerde hij. ‘Sinds ik hier ben,’ zei hij, ‘maakt mijn meester zich geen zorgen meer over wat dan ook hier in huis, en hij heeft mij het beheer gegeven over al zijn bezittingen (Gn 39,8).
De weigering van Jozef is duidelijk, kort en resoluut. De lange toelichting maakt verder zijn weigering aannemelijk.
Het tweede voorbeeld komt uit het boek Ester. Koning Ahasveros richt een feestmaal aan en stuurt zijn eunuchen om koningin Wasti te halen, want hij wil de aanwezige rijksgroten imponeren met haar schoonheid.
Maar toen haar het bevel van de koning door de eunuchen werd overgebracht, weigerde koningin Wasti te komen (Est 1,l2).
Ook koningin Wasti weigert, maar daar gaat eerst een lange voorzin, waarin het bevel van de koning wordt vermeld, aan vooraf. Haar weigering is daarmee niet opvallend en klinkt niet resoluut.
Het gaat hier om een weigering van twee hooggeplaatste hoofdpersonen, Jozef en Wasti. De weigering van Wasti is ernstig: er is sprake van een officiële, publieke situatie waarbij de allerhoogste leiders en bestuurders betrokken zijn; Wasti weigert een bevel van de koning op te volgen. De weigering van Jozef speelt zich af in de privésfeer: Jozef weigert in te gaan op avances van de vrouw van zijn meester. Wanneer we afgaan op de goed leesbare tekst in de NBV, dan zal men als voorlezer geneigd zijn om Jozef te presenteren ais resoluut, kordaat en moedig. De korte weigeringszin kan afgemeten worden gebracht, en de tekst van de directe rede kan daar nog een schepje bovenop doen. De tekst betreffende Wasti leent zich daartoe niet zo goed: Wasti kan in haar weigering hier minder expliciet worden gekleurd.
Wanneer we nu kijken naar de brontekst, en met name naar de accenten daarin, dan komt er een ander beeld naar boven. Ik geef daartoe hier eerst de beide teksten in letterlijke vertaling:
Gn 39,8: Maar hij weigerde en zei tegen de vrouw van zijn heer: zie mijn meester heeft geen weet meer wat er gaande is met mij in huis / al wat hij bezit heeft hij in mijn hand gelegd.
Est 1,12: Maar koningin Wasti weigerde te komen op het bevel van de koning bij monde van de eunuchen / en de koning werd heel boos en een woede ontstak in hem.
In deze vertaling is met / aangegeven waar de hoofdcesuur aangebracht is in de zin; in de Masoretische tekst geschiedt dit door de atnah, het accent onder het laatste woord van de voorzin in elk vers. Ais we deze vertaling vergelijken met die van de NBV, dan zal men ongetwijfeld enkele opvallende verschillen opmerken. De NBV-vertaling ‘Maar dat weigerde hij‘ wekt de suggestie van een resoluut en kordaat optreden door er een aparte korte hoofdzin van te maken, terwijl in de Masoretische tekst dit zinsdeel een geheel vormt met de rest van de voorzin. Als de hoofdversdeler, de atnah had gestaan bij ‘weigerde‘, dan was de NBV-vertaling verantwoord geweest; nu kan de vertaling slechts steunen op een vermoeden dat Jozef inderdaad moedig en kordaat was. Maar ook dit vermoeden wordt door de accentuatie onderuit gehaald. Bij ‘hij weigerde’ vinden we in de Masoretische tekst een heel bijzonder accentteken, de shalshelet. Het komt in de prosodische boeken van de Hebreeuwse bijbel slechts zeven keer voor, steeds in zinnen waarin sprake is van aarzeling, weifelen, niet zeker weten bij de hoofdpersoon. De regie-aanwijzing is duidelijk: de voorlezer of zanger moet laten uitkomen dat de weigering van Jozef een weifelend karakter heeft.
Laten we nu gaan kijken naar de tekst met de weigering van koningin Wasti. De brontekst begint met: ‘Maar koningin Wasti weigerde…‘. Dit is precies tegenovergesteld aan de NBV, waarin van die weigering pas op het einde sprake is na een lange voorzin; Wasti’s weigering wordt hiermee afgezwakt. In de brontekst echter krijgt de weigering van Wasti extra kracht, ten eerste door de vermelding dat het ‘koningin‘ Wasti was die weigerde, vervolgens door de directe koppeling van de weigering aan het bevel van de koning, en ten slotte door de expliciete vermelding dat de koning woedend was. Wasti komt hiermee al naar voren als een moedige en kordate vrouw. Maar dit beeld van moed en kordaatheid krijgt nog een extra reliëf door het Masoretische accent bij ‘zij weigerde‘. Het Hebreeuwse woord ‘weigerde‘ is voorzien van een speciaal accentteken, de gershayim, een versierend (melismatisch) reken dat we aantreffen in zinnen waarin extra aandacht wordt gevraagd voor een woord of boodschap in een zin. De gershayim bevat voor de voorlezer of zanger de regie-aanwijzing: dit moet opvallen, hierover bestaat geen onduidelijkheid, dit moet gebeuren. Zowel de grondtekst als de Masoretische accentuatie onderstrepen in de brontekst van Ester 1,12 dat koningin Wasti moedig, kordaat en resoluut weigerde.
Besluit
Deze voorbeelden moeten volstaan om te laten zien dat de accenten en zangtekens op de eerste plaats kunnen helpen om een tekst op de juiste manier te lezen, en op de tweede plaats een extra lading kunnen bevatten, waardoor de tekst op een speciale manier kan worden ingekleurd. De Hebreeuwse bijbel bevat in de Masoretische accentuatie regie-aanwijzingen voor de zanger of voorlezer waarmee ook (en zelfs ipso facto) een ‘gekleurde’ kijk wordt gegeven op de (verbale) tekst, op de hoofdpersonen, de gebeurtenissen en de omstandigheden. De Masoreten hebben daarmee te kennen kunnen geven dat het wel degelijk iets uitmaakt hoe een tekst wordt voorgelezen of gezongen.
Deze voorbeelden kunnen ook het vermoeden wekken dat de vertalers niet geheel vrij geweest zijn van vooroordelen. Hebben zij gedacht dat Jozef (een man) vanzelfsprekend resoluut en krachtdadig was en Wasti (een vrouw) uiteraard minder moedig en sterk? Laten wij hopen van niet. Het zou verder onderzoek vergen om na te gaan of in de NBV meer voorbeelden te vinden zijn van masculien denken.
Het voorbeeld van de twee weigeringen bevat niet de enige plaatsen waar de accentuatie te weinig sturend is geweest voor de NBV. Verder onderzoek maakte duidelijk dat men op talrijke plaatsen de accenten heeft ‘laten liggen’. Als men de accenten inderdaad moet beschouwen als integraal onderdeel van de Masoretische tekst (MT), dan is het niet of onvoldoende benutten van die accenten betreurenswaardig. Het is natuurlijk de vraag of het begrip ‘brontekst’ ook betrekking heeft op de Masoretische accenten. Strikt genomen is alleen de Hebreeuwse consonantentekst de ‘brontekst’ en zijn de vocalisatie, de versindeling en de accenten van de MT een interpretatie. Maar dan wel een interpretatie die uiterst nuttig en vaak onontbeerlijk is bij het vertalen. Het is wenselijk dat in de verantwoording van een nieuwe editie van de NBV nader op deze kwestie wordt ingegaan. In ieder geval maakt het wel degelijk iets uit hoe een bijbeltekst wordt voorgelezen of gezongen.
Noot
1. Zie mijn artikel Accenten in de bijbel, in VBS-Infomafie 31 (2000) 95-105
Dit artikel verscheen in het voormalige VBS-Informatie. In 2009, bij het begin van de 40ste jaargang, kreeg het blad een nieuwe vormgeving. Sindsdien verschijnt het onder de naam Ezra – Bijbels tijdschrift.
→ Bekijk de recentste nummers van Ezra – Bijbels tijdschrift.
Leden van de Vlaamse Bijbelstichting krijgen het recentste nummer van EZRA om de drie maanden gratis opgestuurd.
→ Ontdek alle voordelen van het VBS lidmaatschap.
Reacties zijn afgesloten.