Levend water! Jezus en de Samaritaanse vrouw in Johannes 4
Door Hans Debel in EZRA Bijbels tijdschrift 21: maart 2014
Geselecteerde fragmenten
Wanneer christenen het hebben over de nood aan herbronning, schuiven zij niet zelden de Bijbel – terecht! – naar voren als een rijke bron van inspiratie. Ook in de Bijbel zelf komt het beeld van de ‘bron’ veelvuldig aan bod, wat perfect te begrijpen valt vanuit de dagelijkse belevingswereld van het oude Israël: in een tijd waarin huizen nog niet uitgerust waren met stromend water, was de aanwezigheid van een nabijgelegen bron van levensnoodzakelijk belang. Dat verklaart onder meer waarom het ontdekken van een bron grote vreugde met zich meebracht (cf. Nu 21,16-18), waarom bronnen voorwerp van conflict konden zijn (cf. Gn 26,19-22), of waarom bij een belegering de bronnen van de vijand geviseerd werden (cf. 2 K 3,25). Bovendien hadden bronnen ook een belangrijke sociale dimensie: het putten van water uit de bron – een taak die meestal weggelegd was voor vrouwen – was een gelegenheid waarbij mensen elkaar ontmoetten. Het is dan ook geen toeval dat we in de Bijbel niet minder dan vijf verhalen over een ontmoeting bij een bron aantreffen. Vier daarvan bevinden zich in het Oude Testament (resp. in Gn 16,7-14; 24,10-27; 29,1-14; en Ex 2,15-22), terwijl in het Nieuwe Testament de evangelist Johannes vertelt hoe Jezus een Samaritaanse vrouw ontmoette bij een bron (Joh 4,4-42). Dit rijke en bijzonder goed doordachte verhaal toont aan dat Johannes creatief omspringt met de inspiratie die hij heeft geput uit de ‘bron’ van het Oude Testament, en blijft tot op vandaag ‘bron’ van reflectie – en dus aanleiding tot ‘herbronning’ – over wat geloven in Jezus precies inhoudt.
[..]
In het gesprek dat hij Jezus met de Samaritaanse vrouw laat voeren, buit de evangelist deze dubbelzinnigheid die in de uitdrukking ‘levend water’ besloten ligt ten volle uit. Vrijwel onmiddellijk wordt het duidelijk dat het water waar Jezus naar verwijst geen doodgewoon bronwater is: het is water dat van God komt (vers 10) en een bron van eeuwig leven vormt (vers 14). Toch blijft de vrouw lange tijd in de waan dat Jezus’ woorden betrekking hebben op het stromende water uit de nabijgelegen bron. Aanvankelijk lijkt ze enigszins de draak te steken met hem: is zijn dorst zo groot dat hij er de gewoonte om Samaritanen te mijden voor wil negeren? Wanneer Jezus vervolgens duidelijk maakt dat hij de vrouw niet uit nood heeft aangesproken en haar uitdaagt hém om water te vragen, ziet ze meteen het praktische bezwaar dat hij geen emmer bij zich heeft om het water te putten en vraagt zich luidop af of die vreemdeling soms denkt dat hij groter is dan Jakob. Dat laatste vormt een mooi voorbeeld van typisch Johanneïsche ironie: schijnbaar zonder het zelf te beseffen, voert de vrouw de lezers meteen naar de kern van de zaak.
De volledige versie van dit artikel kan u terugvinden in EZRA Bijbels tijdschrift 21: maart 2014, verkrijgbaar voor €5, inclusief verzending, door overschrijving op rekeningnummer BE98 1237 7805 2493 ter attentie van de Vlaamse Bijbelstichting, met vermelding van ‘Ezra21′.
Leden van de Vlaamse Bijbelstichting krijgen het recentste nummer van EZRA om de drie maanden gratis opgestuurd.
→ Ontdek alle voordelen van het VBS lidmaatschap.