Recente romans en pseudo-wetenschappelijke boeken over Bijbel en christendom
Door Hellen Mardaga in VBS-Informatie September 2006
De voorbije drie jaar – sinds het verschijnen van Dan Browns The Da Vinci Code (2003) – zijn opmerkelijk veel nieuwe boeken verschenen waarbij christelijke onderwerpen voor auteurs een bron van fantasie vormen1. De Nederlandstalige boekenmarkt wordt overspoeld met romans en pseudo-wetenschappelijke boeken, waarin specifiek christelijke onderwerpen besproken worden. Boeken over dergelijke thema’s bestaan al veel langer maar het is pas sinds kort dat ze specifiek in het Nederlands vertaald worden2. Het boek van Dan Brown vormt hét criterium voor de beoordeling van deze nieuwe werken, die uiteraard ‘beter dan De Da Vinci Code‘ zijn;.’een must voor de liefhebber van De Da Vinci Code‘ of zelfs een ‘enorme bestseller die De Da Vinci van de eerste plaats op de bestsellerslijsten verdrong’3.
In de meeste boeken staat het thema van de graal centraal, waaraan evenwel een moderne invulling wordt gegeven. In de middeleeuwen hield de graal verband met christelijke symboliek gegroepeerd rondom de dood en de opstanding, waarbij vooral onderwerpen als de kruisdood, het laatste avondmaal en de eucharistie centraal stonden4. Tegenwoordig wordt de graal verbonden met Maria Magdalena, het nageslacht van Jezus, de lijkwade van Turijn, Judas, de Dode-Zeerollen, … Het heeft allemaal met Jezus te maken maar aan de onderwerpen wordt een profane invulling gegeven. Vooral gangbare opvattingen uit de Rooms-katholieke traditie over deze thema’s worden in romans en pseudo-wetenschappelijke boeken graag in twijfel getrokken en scoren daarom zeer goed. We bespreken enkele thema’s die herhaaldelijk voorkomen: eerst een paar thema’s uit de christelijke traditie, vervolgens bijbelse handschriften, figuren en archeologische vondsten.
De lijkwade van Turijn
Wanneer men over de lijkwade van Turijn spreekt, wordt daar meestal de klassieke discussie tussen geloof en wetenschap aan verbonden. De lijkwade van Turijn is een linnen doek met de afbeelding van een gekruisigde man en werd in 1357 ontdekt. Sommigen beweren dat dit doek de lijkwade van Christus is. De C-14-methode heeft aangetoond dat de lijkwade dateert uit de periode tussen 1260 en 1390 na Chr. Ondanks de koolstofdatering zijn er een aantal onverklaarbare elementen die er zouden op kunnen wijzen dat de lijkwade geen vervalsing is5. Het is op die onduidelijkheid dat de romans van J. Navarro en J. Neirynck inspelen.
In Het Sindone-Complot6 van J. Navarro wordt verhaald dat de C-14-methode uitwijst dat de doek onmogelijk de lijkwade van Christus kan zijn, omdat het een vervalsing is die dateert uit de middeleeuwen. Toch laat de Kerk verering ervan toe en bovendien doen katholieke professoren er alles aan om de resultaten van de wetenschap hieromtrent te verzwakken, opdat het geloof zou kunnen primeren. In wezen wordt aan de Kerk verweten dat ze resultaten uit de wetenschap verdoezelt omdat die bepaalde elementen uit de leer van de Kerk in twijfel kan trekken of ontkrachten.
In Le manuscrit du Saint-Sépulcre van J. Neirynck daarentegen, wordt een poging ondernomen om de authenticiteit van de lijkwade te verdedigen7. De waarde van de lijkwade wordt als volgt verklaard: Jezus is echt verrezen, zijn lichaam is naar een andere fysische werkelijkheid gegaan. Daarbij werd de natuurwet niet overtreden maar de verrijzenis behoort rot de fenomenen die men in een laboratorium niet kan reproduceren. Het is niet omdat het fenomeen uitzonderlijk is dat het ongeloofwaardig is.
Verschijningen van Maria in Fatima
In 1917 vonden er verschijningen plaats in Fatima aan drie herderskinderen: Lucia, Jacinta en Francisco. Een engel en de Maagd Maria droegen de kinderen op te bidden en Maria voorspelde drie gebeurtenissen die in de 20ste eeuw zouden plaatsvinden: de tweede wereldoorlog, de opkomst en de val van het communisme en de moordaanslag op Paus Johannes-Paulus 11. In oktober 1917 zou Onze-Lieve-Vrouw een wonder verrichten voor de kinderen. Die dag trotseerden 70.000 mensen een zware regen om naar de heuvel te gaan om het mirakel van Maria bij te wonen. De regen was zo zwaar dat de mensen doorweekt geraakten, tot plotseling de zon begon te trillen en als bij wonder waren na het verschijnsel de kleren van de aanwezigen droog. De drie kinderen zagen ondertussen iets anders. Maria vroeg hen een kapel te bouwen op de plaats van de verschijning waar ze voor eeuwig de rozenkrans moesten bidden8.
Een recent boek dat op het mysterie van Fatima (evenals het tiende geheim van Medjugorje) inspeelt is de roman Het derde geheim van S. Berry9. De inhoud van het derde geheim dat Onze-Lieve-Vrouw meedeelt, verschilt in het boek van S. Berry sterk van wat ze oorspronkelijk zou hebben aangekondigd (de aanslag op wijlen Paus Johannes-Paulus 19. Maria laat op een regenachtige dag het volgende weten: a) de kerk is niet alleen van mannen, maar vrouwen moeten eveneens priester kunnen worden; b) priesters mogen trouwen; c) homoseksualiteit is geen zonde; d) de vrouw zelf beslist of ze bij zwangerschap haar kind wil behouden of niet. Bij monde van Maria laat God weten aan de ‘goeden’ in de kerk dat die vier zaken voor God niet zondig zijn en bijgevolg toegestaan. De ‘conservatieven’ binnen de kerk zorgen er uiteraard voor dat de documenten waarin die openbaring van Maria werd opgetekend, verdwijnen en zodoende niet in ‘verkeerde’ handen vallen.
De Dode-Zeerollen
De ontdekking van de Dode-Zeerollen in 1947 wekte bij velen een groeiende interesse voor handschriften in het algemeen en voor de oorsprong van het christendom in het bijzonder. Vooral de trage publicatie van de manuscripten, die meer dan 40 jaar duurde en waar vooral aan gewerkt werd door vertalers uit katholieke hoek, heeft aanleiding gegeven tot de ontwikkeling van de zogenaamde ‘complottheorie’. Die werd zeer populair dankzij het boek van M. Baigent en R. Leigh. Volgens de twee auteurs zou het Vaticaan de inhoud van de rollen kennen maar de publicatie ervan tegenhouden, omdat de onthulling ervan negatieve gevolgen zou hebben voor de verdere ontwikkeling van het christendom10. Naast de complottheorie ontstonden alle mogelijke beweringen omtrent de inhoud van de handschriften, maar de meest bekende en verdedigde theorie stelt dat de Dode-Zeerollen niets te maken hebben met de handschriften van het Nieuwe Testament11. In het licht van deze speculaties omtrent de Dode-Zeerollen, is de interesse in bijbelse handschriften, apocriefen, enz. enorm toegenomen.
Judas Iskariot
In het Nieuwe Testament wordt Judas voorgesteld als de ‘verrader’ of ‘overleveraar’ van Jezus. Daarnaast bestaat er een apocrief ‘evangelie van Judas’, een gnostische tekst uit de tweede eeuw12. In 2006 werd een mediahype gecreëerd rond de ontdekking en de publicatie van dit werk, als zouden er allerhande geheimen in onthuld worden die zouden aantonen dat Jezus niet is verrezen maar dit alles een verzinsel is. Een mooi voorbeeld van dergelijke vorm van ‘media-manipulatie’ blijkt uit het plotse verschijnen in 2006 van een Nederlandstalige vertaling van de romans van P. Vandenberg uit 1993 (!) en S. Mawer uit 2000.
In de roman Het geheim van de Madonna van P. Vandenberg13, wordt de ontdekking van een vijfde evangelie, het evangelie van Judas geschreven door Barabbas, verhaald. Onze vier evangeliën uit de bijbel zouden daarop steunen. Barabbas was de zoon van Jezus en Maria Magdalena en beweert in zijn werk dat Jezus niet de zoon van God was maar dat men hem die naam tegen zijn wil heeft gegeven. Wie het evangelie in handen krijgt kan vanwege de inhoud ervan de Kerk vernietigen. Die heeft zich immers jaren verzet tegen de vooruitgang en het vergaren van kennis, want dat betekent het einde van het geloof.
Een ander verhaal dat interesse vertoont in het Judasevangelie is de roman Het evangelie van Judas van S. Mawer14. Het evangelie van Judas wordt ontdekt, waarin wordt verhaald dat Jezus niet is opgestaan uit de doden. Zijn lichaam werd door de leerlingen na zijn dood weggenomen en begraven in Ramathaim-Zophim en tot op heden ontdekte niemand dat graf. Judas getuigt van dit alles omdat hij het gebeuren bijwoonde in gezelschap van Jozef van Arimatea, Nikodemus en Paulus. Centraal in het boek staat een priester die zich niet aan het celibaat kan houden en verliefd wordt op een getrouwde vrouw. De priester voelt zich als een ‘Judas’ omdat hij God verraadt door het celibaat te overtreden.
Beide romans handelen helemaal niet over de echte inhoud van het ‘evangelie van Judas’ maar werden vertaald met commerciële bedoelingen. De romans bestonden al lang vóór 2005 (toen de Maecenas-stichting voor antieke kunst in Basel kenbaar maakte in het bezit te zijn van het ‘evangelie van Judas’) maar worden nu in 2006 plotseling in grote oplagen in het Nederlands verspreid…
Het Q-‘document’ en de vorming van de canon
In de tweebronnentheorie is Q (Quelle) de tweede bron, naast het Marcusevangelie, die Matteus en Lucas hebben gebruikt. Deze hypothetische bron zou een verzameling van voornamelijk Jezus-woorden geweest zijn. Tot op heden hebben we evenwel geen enkel handschrift of Q-‘document’ waarin de tekst van Q opgetekend staat.
In de eerder vernoemde roman van J. Neirynck, La manuscrit du Saint-Sépulcre, wordt dat gegeven eveneens behandeld15. Theo, het hoofdpersonage, vindt in de Heilig-Grafkerk het Q-document (alsook het passieverhaal van Marcus, een bronzen rol, de titulus van het kruis waaraan Jezus werd gekruisigd en een skelet). Een kardinaal uit het Vaticaan vraagt hem het gevonden Q-document en het proto-Marciaanse passieverhaal niet onmiddellijk te publiceren. De kardinaal beweert dat de Quelle aan de grondslag van de evangeliën ligt maar niet werd opgenomen in de canon. Historisch kritisch onderzoek zal uitwijzen dat het document wel opgenomen moet worden. Als men dat toelaat, en men zal moeilijk anders kunnen, zal er een grote discussie ontstaan over andere teksten die eerder ontdekt werden en evenmin in de canon van het Nieuwe Testament werden opgenomen.
In de roman Het einde van de cirkel van T. Egeland16 wordt beweerd dat de vondst van het echte Q-document het beeld van Jezus zal kunnen beïnvloeden en veranderen. De schrijvers van Q hebben Jezus nooit beschouwd als de zoon van God maar als een rondreizende wijze man en een agitator, een oproerkraaier. Het verhaal van Jezus’ opstanding werd door de evangelisten gewoon toegevoegd om hem op die wijze te transformeren in een godheid. Documenten zoals Q, de Dode-Zeerollen e.a. zijn manuscripten die in de bijbel opgenomen hadden kunnen worden, maar die het nooit haalden omdat bepaalde personen dat zo wilden. De canonisatie van het Nieuwe Testament vond gelijktijdig plaats met een machtstrijd binnen de kerk, waar bisschoppen hebben bepaald wat de latere geloofsgemeenschappen moeten geloven.
Het ossuarium van Jakobus
Met de ontdekking van het lege beenderenkistje van Jakobus, de ‘broer van Jezus’, werd het debat omtrent het bestaan van mogelijke broers en zussen van Jezus opnieuw geopend. Het thema speelt een belangrijke rol in de roman Begraven Beenderen van K. Reichs15. Temperance Breman en vriend Jake ontdekken in een graf te Jeruzalem een ossuarium en een lijk gewikkeld in een lijkwade. Bovendien zijn ze eveneens in het bezit van een volledig skelet uit Massada -Jezus misschien? Centraal staat dat het ossuarium van Jakobus wordt gevonden, waaruit volgt dat Jezus daadwerkelijk een broer had. Bijgevolg zijn elementen uit het christelijke credo niet meer geldig. Aangezien Jezus een broer had (en misschien zelfs zussen) bleef Maria geen maagd, want ze baarde na Jezus nog andere kinderen. Jezus is na zijn kruisdood gehuld in een lijkkleed en in zijn graf blijven liggen. Hij is niet lichamelijk verrezen, want men heeft zijn skelet in Massada teruggevonden.
De Petrusakten
De apocriefe ‘Handelingen van Petrus’ beschrijven de strijd van Petrus met Simon Magus, een bedrieger en ‘engel van de duivel’. Het verbaal speelt zich af in Rome waar Simon aankomt en veel volgelingen krijgt. Slechts enkelen blijven geloven in Jezus en volgen Petrus. In een visioen krijgt Petrus de opdracht naar Rome te vertrekken om er Simon te bekampen. Petrus wint op het eerste gezicht, maar omdat hij seksuele onthouding predikt worden de mannen in Rome zo kwaad dat ze besluiten hem te doden. Petrus vlucht weg uit de stad en ontmoet Jezus op zijn weg. Die gaat naar Rome ‘om gekruisigd te worden’ (vgl. het verhaal van Quo Vadis). Petrus bezint zich na de ontmoeting en laat zich in Rome kruisigen met het hoofd naar beneden18.
In de roman De Petrusakten van A. Englisch staat Simon de Tovenaar uit Handelingen 8,18-20 centraal. De ‘Handelingen van Petrus’ werden niet in de canon van het Nieuwe Testament opgenomen omdat de Kerk informatie wilde achterhouden. Dit omdat Petrus in de tekst getrouwd is en een dochter heeft. Indien andere leden van de kerk te weten zouden komen dat dergelijke documenten bestaan, dan kan het Vaticaan priesters niet langer verplichten om celibatair te blijven op grond van andere teksten waarin dit principe verdedigd wordt.
Maria Magdalenna
Maria Magdalena, de vrouw die aanwezig was bij de kruisiging en begrafenis van Jezus (Mt 27,56.61 par.) en later het graf van Jezus bezocht (Mt 27,55-56 par.; Lc 8,3), bracht aan de apostelen het nieuws dat Jezus uit de doden opstond (Lc 24,lO; Joh 20,18). In Lucas 8,2 wordt zij omschreven als diegene uit wie ‘zeven demonen werden verdreven’ en daarom werd Maria Magdalena door de traditie geidentificeerd als een zondige vrouw, een hoer. In het boek Het Heilige bloed De Heilige Graal van M. Baigent, R. Leigh en H. Lincoln wordt op dat thema ingespeeld en gesuggereerd dat Jezus met Maria Magdalena huwde19. Ze stellen vragen zoals: zijn er in de evangeliën directe of indirecte aanwijzingen te vinden dat Jezus getrouwd was? Geven de evangeliën een aanwijzing wie Jezus’ vrouw was? Was het huwelijk tussen Jezus en Maria Magdalena meer dan een gewoon huwelijk? Ging het om een dynastieke verbintenis met politieke gevolgen? De achterliggende gedachte bij al die vragen is de voorstelling van Jezus in de evangeliën en het christendom. De auteurs hebben een wezenlijk probleem met de kerkelijke invulling van het begrip ‘incarnatie’ of ‘menswording’. Als God waarlijk mens wordt, dan kan het toch niet zijn dat Jezus geen verlangen heeft naar een vrouw en kinderen. Een dergelijke voorstelling van Jezus past beter bij de moderne mens en lijkt waarschijnlijker, aldus M. Baigent, R. Leigh en H. Lincoln.
Een nog meer doorgedreven visie op Maria Magdalena vinden we in het onlangs vertaalde boek van L. Gardner, Maria Magdalena. Haar geheime huwelijk met Jezus en de vervolging van hun afstammelingen20. De auteur probeert aan te tonen waarom Maria Magdalena in de loop van de geschiedenis weinig aandacht kreeg. Hoofdzakelijk was dat omdat de vrouw niet meetelde in de maatschappij en behandeld werd als minderwaardig schepsel. L. Gardner neemt als voorbeeld een tekst uit Deuteronomium: ‘Deuteronomium 22:23-27 bijvoorbeeld vermeldt dat een maagd die in een stad wordt verkracht ter dood moet worden veroordeeld, omdat ze makkelijk om hulp had kunnen roepen21. De auteur merkt terecht op dat er bijbelteksten zijn waarin vrouwen niet op gelijke wijze behandeld worden als mannen, maar dat geeft hem niet het recht bijbelse passages eenzijdig en zelfs fout te citeren. De tekst van Deuteronomium 22,23-27 luidt immers:
Wanneer een man in de stad een maagdelijk meisje ontmoet dat verloofd is, en gemeenschap met haar heeft, 24 moet u beiden [!l naar de stadspoort brengen en doodstenigen: het meisje omdat ze niet om hulp heeft geroepen, hoewel ze in de stad was, en de man omdat hij de vrouw van zijn naaste verkracht heeft. 25 Ontmoet de man het verloofde meisje buiten de stad, overweldigt hij haar en heeft hij gemeenschap met haar, dan moet alleen de man sterven. 26 Het meisje moet u ongemoeid laten: zij heeft geen schuld waar de doodstraf op staat. Dit geval staat gelijk met dat van iemand die een ander overvalt en vermoordt, 27 De man heeft haar immers buiten de stad ontmoet. Ook al zou het meisje om hulp hebben geroepen, niemand had haar kunnen helpen.
Verder beweert L. Gardner nog andere eigenaardige dingen. (1) ‘De bisschoppen’ insinueren dat het huwelijk respectabel is voor de gewone mensen maar beneden de waardigheid van Jezus. Bijgevolg is het eveneens minderwaardig voor priesters. (2) Jezus en Maria Magdalena hadden kinderen en dat wordt in de bijbel vermeld, namelijk in Handelingen 6,7 en 12,24: ‘Het woord van God vond steeds meer gehoor’. (3) Maria Magdalena is de auteur van het vierde evangelie. (4) Jezus is niet gestorven aan het kruis (daarvan getuigt de Koran) maar werd er levend vanaf gehaald. Simon van Cyrene liet zich kruisigen in plaats van Simon de zeloot. Deze verstopte zich ondertussen in het graf van Jezus waar hij zijn wonden verzorgde.
Afsluitende bemerkingen
Uit bovenstaand overzicht blijkt dat zowel in romans als in pseudo-wetenschappelijke boeken, traditionele opvattingen uit het christendom in twijfel worden getrokken. Daarbij maken we tot slot graag enkele bemerkingen.
In principe mag in een roman een bepaalde opvatting, welke dan ook, worden betwist of bevestigd. Eenvoudig voorgesteld is een roman een literair werk dat een bepaald verhaal vertelt over een bepaald gegeven. De inhoud van het verhaal heeft niet als doel wetenschappelijk juist te zijn (dus ook niet wat religieuze onderwerpen betreft). Zoals hierboven reeds besproken, wordt duidelijk dat wat in sommige romans over de Q-bron, het Judasevangelie, de Petrusakten, enz. wordt verteld meestal ver af staat van de overeenkomstige wetenschappelijke theorie. Op zich hoeft dat geen probleem te vormen, zolang het publiek zich dat voldoende realiseert en dergelijke werken onder de juiste rubrieken (‘fantasy’, ’thriller’, ‘science fiction’) worden geplaatst. Problematisch wordt het evenwel als (1) bepaalde boekenwinkels dergelijke romans plaatsen tussen objectieve geschiedenisboeken (zoals vaak gebeurt met De Da Vinci Code) of (2) auteurs van religieuze romans, te beginnen met Dan Brown, in hun voorwoord of dankwoord de schijn wekken dat hun roman steunt op wetenschappelijke resultaten of waar gebeurde historische feiten22. Op die manier wordt op onterechte wijze de indruk gewekt dat de fabeltjes over Jezus e.a. uit romans wetenschappelijk onderbouwd zijn en bijgevolg historisch juist. Is de discussie over plagiaat tussen Dan Brown en M. Baigent & R. Leigh daar niet het mooiste voorbeeld van?
Anders is het met de pseudo-wetenschappelijke hoeken. Dergelijke werken claimen ‘wetenschappelijk’ te zijn maar steunen op betwiste bronnen bij het schrijven van hun werk. Bovendien doen ze aan selectieve lezingen van allerhande geschriften, waaronder zelfs de bijbel (cfr. onze bespreking van het werk van L. Gardner). Aangezien ze zich duidelijk onderscheiden van het genre ‘roman’, wordt van dergelijke boeken verwacht dat ze objectief zijn. Helaas is dat niet het geval en wordt het lezerspubliek om de tuin geleid. De grens tussen wetenschap en fantasie wordt zo kiein dat het er in wezen niet meer toe doet wat er in dit soort boeken geschreven wordt, zo lang het maar goed verkoopt. Vooral als het gaat om religieuze thema’s wordt daardoor heel wat schade berokkend en wordt aan de maatschappij geen dienst bewezen.
Noten
Dit artikel verscheen in het voormalige VBS-Informatie. In 2009, bij het begin van de 40ste jaargang, kreeg het blad een nieuwe vormgeving. Sindsdien verschijnt het onder de naam Ezra – Bijbels tijdschrift.
→ Bekijk de recentste nummers van Ezra – Bijbels tijdschrift.
Leden van de Vlaamse Bijbelstichting krijgen het recentste nummer van EZRA om de drie maanden gratis opgestuurd.
→ Ontdek alle voordelen van het VBS lidmaatschap.