Bijbelboeken belicht
Door Marc Vervenne in VBS-Informatie 21 (1990) 82-89
De afstand die er is tussen auteur en lezer neemt toe naarmate de tijd voortschrijdt. Dat geldt zeer zeker voor de bijbelse geschriften die alle ontstaan zijn in een cultuur en maatschappij die ons volkomen vreemd zijn. Om de vervreemding enigermate tegen te gaan en de tekst ook te laten spreken voor lezers die buiten het blikveld van de oude schrijvers lagen, worden er vanouds commentaren geschreven die moeten helpen om het lezen van de boeken van de bijbel te vergemakkelijken en voor de eigen tijd ten nutte te maken. In de lijn daarvan hebben de Katholieke Bijbelstichting (Nederland) en de Vlaamse Bijbelstichting de commentaarreeks ‘Belichting van het bijbelboek’ ontworpen. In een kort tijdsbestek zijn er al elf delen verschenen, waarvan zes aan oudtestamentische geschriften zijn gewijd. Van deze laatste zal ik er hierna vijf kort voorstellen. Een bespreking van het pas verschenen zesde deeltje, A. Zandbelts commentaar op Habakuk, komt in een van de volgende nummers van V.B.S.-Informatie.
BELICHTING VAN HET BIJBELBOEK
De serie is opgezet voor mensen die ofwel uit hoofde van hun beroep ofwel om andere redenen toegankelijke informatie nodig hebben over de afzonderlijke boeken van de bijbel. In tegenstelling tot de klassieke commentaarwerken, die de oudtestamentische teksten vers voor vers uitleggen en daarenboven nader ingaan op filologische en literair-historische kwesties, wordt in ‘Belichting van het bijbelboek’ voornamelijk aandacht geschonken aan de structuur van de tekst en aan de thema’s die erin voorkomen. De studie van het geschrift als een afgewerkte tekst mondt uit in een belichting van de betekenis en functie ervan, niet zozeer in een ver verleden maar vooral voor de lezers van vandaag. Wat de tot nu toe behandelde boeken van het Oude Testament betreft, valt op dat het om werken gaat waarvan we mogen aannemen dat ze ergens tussen de 5de en Is te eeuw v.C. zijn geschreven. Afgezien van het boek Job, zijn de literair-historische problemen aangaande deze boeken niet zeer ingewikkeld en in ieder geval niet echt relevant voor een goed verstaan van de betekenis van de tekst zoals die nu voor ons ligt. Bijna moeiteloos laten ze zich als een literaire en thematische eenheid lezen.
WIJSHEID VAN SALOMO
Enkele tientallen jaren vóór het begin van de christelijke tijdrekening werd het geschrift Wijsheid van Salomo in omloop gebracht. Belangrijk thema in dit werk is de confrontatie tussen het Griekse en joodse denken. De schrijver blijkt voortdurend op zoek te zijn naar aanknopingspunten in de cultuur van zijn dagen, die in hoge mate bepaald was door het Hellenisme. In dit verband bevat het boek beschouwingen over het ideaalbeeld van de wijze mens die temidden van een nieuwe wereld leeft in volle trouw aan de joodse traditie. Het is de verdienste van Panc Beentjes, de auteur van de belichting van Wijsheid, dat hij deze en andere kwesties niet op abstracte wijze behandelt1. Na een korte inleiding, waarin het opzet van de commentaar wordt toegelicht, leidt Beentjes de lezers binnen in de tekst van Wijsheid. Daarin onderscheidt hij drie grote delen, een indeling waarvoor hij goede argumenten aanvoert: 1,1-6,21; 6,22-10,21; 11,1-19,22. De auteur heeft veel aandacht voor de opbouw en voor de plaats van elk tekstonderdeel in het geheel van het boek. Hij volgt zoveel mogelijk de Willibrordvertaling van Wijsheid, maar waar nodig past hij vertaling of indeling van de tekst aan zijn interpretatie aan. Aan het eind van de commentaar wordt verwezen naar enkele belangrijke exegetische werken die hulp kunnen bieden bij de studie van het boek Wijsheid, en is ook een lijst van vreemde termen opgenomen. Zoals de overige delen van de reeks ‘Belichting van het bijbelboek’ is het commentaar bij Wijsheid geen naslagwerk waarin de gebruiker vlug wat informatie kan bijeengaren over een of ander vers of passage. Maar de lezers die zich van tekst naar tekst laten meevoeren in dit boeiend geschreven commentaar, zullen er ongetwijfeld veel voordeel bij hebben.
JONA
Het boekje Jona is een uitspringer in de verzameling van de boeken der Profeten. In tegenstelling tot deze laatsten worden in Jona de lotgevallen van een profeet verteld in de vorm van een spannend verhaal. Dát literaire verhaal wordt door André Zandbelt in zijn commentaar op Jona belicht2. In zijn behandeling van de vier paarsgewijze opgebouwde scènes (hoofdstukken 1 / 2 / 3 / 4) toont Zandbelt aan dat dit bijbelboekje zijn inhoud en betekenis voor geloof en theologie alleen prijsgeeft als de lezer het geheel en al als een literaire vertelling ernstig neemt. Bovendien laat hij ter afsluiting van elk onderdeel zien dat in Jona, met behulp van literaire middelen, telkens weer verbanden worden gelegd met de voornaamste gegevens van de geloofsgeschiedenis van Israël. Naar het mij voorkomt is Zandbelt hier evenwel blijven steken in een louter opsommende beschrijving zodat de centrale thematiek van het boekje Jona niet echt uit de verf komt. Met name gaat het in Jona om de vraag of het oordeel dat JHWH bij monde van de profeet aanzegt geldig is. Daarmee verbonden wordt dan de profetische functie aan de orde gesteld. De schrijver van het boekje Jona staat in de lijn van de traditie die we zeer nadrukkelijk in het boek Jeremia aantreffen en die zegt dat het Jhwh is die soeverein beslist of het aangekondigde oordeel al dan niet wordt uitgevoerd. De profeet hoeft zich voor de rest geen zorgen te maken over de (in)consequentie van God. Tenslotte zij nog gezegd dat Zandbelt de Willibrordvertaling gebruikt (dit wordt slechts terloops aangegeven op p. 11). Deze vertaling is mijns inziens echter niet zeer bruikbaar om de literaire kwaliteiten van het boek Jona te illustreren. Een beknopte literatuurlijst, die onder meer de uitstekende Jonacommentaar (1978) in het Nederlands van de hand van Adam van der Woude had kunnen bevatten, zou de lezer ongetwijfeld op het spoor hebben gezet van andere interpretaties en vertalingen.
PREDIKER
Een vluchtige lectuur van het boek Prediker kan enig onbehagen doen ontstaan. Immers men voelt niet goed aan langs welke wegen de auteur de lezers voert in de doolhof van gedachten en bespiegelingen, die op warrige wijze lijken te zijn samengebracht. Wie Prediker echter aandachtig leest ontdekt gaandeweg de rijkdom en de diepte van dit werkje. Het ‘essay’ dat op naam staat van ‘de Qohelet’, sinds Luther met ‘Prediker’ weergegeven, is vermoedelijk tegen het eind van de derde eeuw vóór Chr. ontstaan in een sfeer van positieve contacten tussen Jodendom en Hellenisme. Het is een parel onder de geschriften van het Oude Testament die de bijbelgeleerden evenwel al veel hoofdbreken heeft gekost. De bekende Nijmeegse exegeet Johan Negenman heeft dit merkwaardige opstel nieuw toegelicht in een opmerkelijk commentaar3. Door de tekst te plaatsen binnen de wereld waartoe de schrijver behoort tracht Negenman tot een beter verstaan te komen van Prediker. Het commentaar omvat vijf onderdelen. Het eerste hoofdstuk is een bondige schets van de tijd waarin het bijbelboek verscheen. In een tweede deel biedt de auteur een betrekkelijk formele Nederlandse vertaling van Prediker aan. Het derde en meest uitgebreide hoofdstuk geeft commentaar bij de tekst; aan de hand van dit gedetailleerde materiaal bekijkt Negenman in het vierde deel de tekst nog eens van op afstand om de kerngedachten van de schrijver te presenteren. Het vijfde en laatste hoofdstuk is een beschouwing over de wijze waarop de auteur van Prediker in gesprek is met zijn tijd, evenals met bestaande teksten en opvattingen. Tevens wordt nagegaan hoe dit bijbelse geschrift toentertijd heeft gefunctioneerd in joodse en christelijke gemeenschappen. De vertaling en interpretatie die Negenman bij Prediker geeft, zijn niet steeds zonder moeilijkheden. Men kan vraagtekens zetten bij de weergave van het Hebreeuwse woord qohelet met ‘voorganger’; de afbakening, vertaling en uitlegging van de passage over de vrouw die “bitterder is dan de dood” (7,25-29) moet in twijfel getrokken worden. Toch is de belichting van Negenman een in veel opzichten interessant commentaarwerk, dat in tegenstelling tot de andere in de reeks verschenen boeken af is omdat het de lezer niet enkele “punten, strepen en kleurschakeringen” (p. 90) laat zien maar ter afsluiting van het commentaar ook de grote lijn aangeeft die van Prediker een uitermate boeiend essay maakt.
HOOGLIED
Het Hooglied heeft de joodse en de christelijke exegese van oudsher geboeid. De joodse uitleggers zagen in de in het Hooglied beschreven liefdesrelatie vooral een beeld van de liefde tussen JHWH en Israël; christelijke exegeten dachten voornamelijk aan de verhouding tussen Christus en de kerk. Los van zulke theologische benaderingen kunnen we stellen dat het Hooglied een liefdesgedicht is dat in metaforen en beelden het verlangen van twee geliefden en hun genieten van elkaar uitspreekt in een vrijmoedige erotische taal. In haar belichting van dit bijbelboek tracht Mimi Deckers-Dijs de lezer binnen te leiden in de verrukkelijke literatuur die het Hooglied is4. Haar aanpak Iaat zien dat de exegeten van de bijbelse geschriften hun voordeel kunnen doen met de hedendaagse literatuurwetenschappen. De commentaar van Deckers-Dijs bestaat uit drie delen. Eerst wordt een eigen vertaling van de (moeilijke) Hebreeuwse tekst van het Hooglied gegeven met het oog op een zo zuiver mogelijke omzetting van de beelden en metaforen in leesbaar Nederlands. Daarbij valt op dat de vertaalster het Hooglied beschouwt als een ‘doorgecomponeerd lied’. Verder meen ik invloed te kunnen constateren van de filologische interpretaties in het monumentale commentaar van Marvin Pope. In een tweede deel wordt het exegetisch verleden van het Hooglied onderzocht, en met name wordt er nader ingegaan op het ontstaan van het gedicht, de joodse en christelijke allegorische exegese ervan tot in de 18de eeuw en de 19de eeuwse literaire benaderingen. Enkele beschouwingen over de problemen aangaande het vertalen ronden het hoofdstuk af. In dit deel zet Deckers-Dijs tevens haar opvattingen over het genre en de structuur van het lied uiteen (pp. 45-53). In het derde en grootste deel geeft de auteur haar eigen commentaar bij het Hooglied, dat zij indeelt in vijf zangen (Inleidingszang: 1,2-14 / Schoonheidszang: 1,15-4,1a / Bruidszang: 4,1b-6,7 / Liefdeszang: 6,8-8,7 / Slotzang: 8,8-14). Voor elk van de zangen worden achtereenvolgens besproken: de vertaling, de indeling in sequensen, en de motieven en thema’s die in de zang voorkomen. In dit commentaar komt Deckers-Dijs’ Greimasiaanse semiotische gerichtheid, met bijzondere belangstelling voor in taal gevatte emoties en passies, duidelijk naar voren. Het strekt haar tot eer dat zij de lezers de vaak ingewikkelde ontleedtechnieken van de semiotiek bespaart, maar hen daarentegen de ontdekkingen van zo’n onderzoek wil laten zien. Voor een korte verklaring van moeilijke termen kan men terecht aan het eind van het boek, waar een lijst van vreemde termen is opgenomen. Bij het geheel van de belichting van Hooglied wil ik nog het volgende opmerken. Deckers-Dijs interpreteert het Hooglied in een bijbelse context. Niet iedereen is het daar mee eens, en met name vanuit de exegese die zich in het kader van het feminisme voltrekt worden argumenten aangevoerd om dit gedicht evenzeer te lezen in een traditie van vrouwenpoëzie5. Met het oog op het formuleren van enkele aanzetten tot een beter verstaan van de betekenis en de functie van het desbetreffende bijbelboek zoals het nu voor ons ligt, ontbreekt een afsluitend hoofdstuk waarin de in de loop van het tekstcommentaar gepresenteerde inzichten bij elkaar gebracht worden. Met uitzondering van J. Negenmans commentaar bij :Prediker geldt dit ook voor de andere hier voorgestelde delen van de reeks. Voor het Hooglied zou een korte, overzichtelijke bibliografie eveneens nuttig zijn. Die lijst zou ook enkele relevante bijdragen die vanuit Vrouwenstudies en Exegese geleverd zijn kunnen bevatten. Terloops wil ik nog opmerken dat in de woorden ‘seksueel’ en ‘seksualiteit’ de spelling met ks de voorkeur heeft (Van Dale, 111984, p. XXXI).
JOB
Het boek Job is een boek van contrasten. De brave man Job van het begin steekt af tegen de rebel die in de lange uiteenzettingen aan het woord is. De vrome die eerst zonder klagen zijn lot aanvaardt, verzet zich daarna tegen God. Het boek Job kan op verschillende wijzen benaderd worden. Men kan het diachronisch bestuderen, om het ontstaansproces te reconstrueren en na te gaan hoe het boek toentertijd functioneerde. Herkomst en interpretatie van dit fameuze literaire werk blijven evenwel in raadselen gehuld. Deze kwesties komen dan ook niet aan de orde in Walter Vogels’ belichting van het boek Job6. De benadering van zijn commentaar is synchronisch. De auteur vertrekt van de idee dat het geschrift zich aandient als één samenhangende compositie die op vandaag ook zo gelezen wordt. “Alle delen horen er nu bij en spelen hun rol waar ze zich bevinden, niets kan er uit weggelaten worden” (p. 12). Vogels relativeert de klassieke ‘dogma’s’ van de historische kritiek, die onder meer een scherpe scheiding maakt tussen het verhalende kader en het poëtische middendeel. Hij wil in de eerste plaats het boek Job verstaan zoals het nu is door op zoek te gaan naar de rode draad die het hele werk samenhoudt. In die zoektocht laat hij zich leiden door de vraag naar het statuut van de religieuze taal, en met name hoe te spreken over God in het lijden. Vogels ziet in het boek Job een ontwikkelingsgang van de religieuze taal, gaande van de taal van het volksgeloof, over de taal van het zwijgen, de twijfel, en de theologie, naar de taal van het gebed, de profetisch-charismatische taal, en uiteindelijk de mystieke taal. Aan het eind van het boek wordt deze ontwikkeling nog eens overzichtelijk in kaart gebracht (p. 213). De commentaar van Vogels is een boeiende en leerzame beschrijving die ongetwijfeld goede diensten zal bewijzen. Jammer dat het werk nogal wat storende taalfouten bevat.
Dit artikel verscheen in het voormalige VBS-Informatie. In 2009, bij het begin van de 40ste jaargang, kreeg het blad een nieuwe vormgeving. Sindsdien verschijnt het onder de naam Ezra – Bijbels tijdschrift.
→ Bekijk de recentste nummers van Ezra – Bijbels tijdschrift.
Leden van de Vlaamse Bijbelstichting krijgen het recentste nummer van EZRA om de drie maanden gratis opgestuurd.
→ Ontdek alle voordelen van het VBS lidmaatschap.