‘De onbekende Jezus’. Een terugblik

Door Paul Kevers en Geert Van Oyen in VBS-Informatie September 2005

De Vliebergh-Sencieleergang sectie Bijbel, editie 2005, is voorbij (23-24 augustus). Qua ‘kijkcijfers’ behaalden deze vormingsdagen een nooit eerder vertoonde score. Gemiddeld 200 à 260 deelnemers hebben de lezingen bijgewoond. Het gebeuren is ook niet aan de aandacht van de geschreven en de gesproken pers ontsnapt. Het is duidelijk dat het thema De onbekende Jezus van de apocriefe geschriften actueel is en veel mensen intrigeert. De keuze voor het onderwerp van deze sessie werd ongeveer een jaar eerder gemaakt in de werkgroep van de Vlaamse Bijbelstichting. De bedoeling was drievoudig: (1) een wetenschappelijke stand van zaken geven over een onderwerp dat zo vaak alleen maar via sensationele berichten bekend is; (2) het vaak massieve beeld van het vroege christendom dat bij velen leeft in een bredere context plaatsen zodat de veelkleurigheid ervan duidelijker wordt; (3) de vragen die leven rond het ontstaan en de betekenis van de canon situeren tegen de historische achtergrond. Dat we voor de onderwerpen van de lezingen keuzes moesten maken was van meet af aan duidelijk. We opteerden ervoor te focussen op het Jezusbeeld dat in enkele apocriefe teksten zichtbaar wordt. Om aan te tonen dat slechts een fractie van de desbetreffende literatuur tijdens de tweedaagse aan bod zou komen, werd tijdens de inleiding door Pad Kevers en Geert Van Oyen een overzicht gegeven van het geheel van de apocriefe nieuwtestamentische literatuur. Tevens ontvingen de deelnemers een dossier waarin verwezen wordt naar de belangrijkste Nederlandse vertalingen, enkele internationale uitgaven en verantwoorde websites. Velen hebben hun waardering uitgedrukt voor het verstrekken van deze informatie.

De kwaliteit van een vormingssessie valt echter niet te meten aan het aantal deelnemers. Het is vooral de inhoud van de bijdragen die bepaalt of men van een geslaagde bijeenkomst kan gewagen. Ziehier een kort overzicht. Peter Schmidt en Johan Leemans belichtten fragmenten van ‘verloren gegane’ evangeliën die door vroeg-christelijke schrijvers in de tweede eeuw worden geciteerd. Geert Van Oyen had het over ‘de kleine Jezus’: verhalen over Jezus als kind en over zijn ouders en grootouders, die – hoewel apocrief – toch zeer sterk zijn doorgedrongen in de kunst, de kerkelijke traditie en zelfs de theologie. Annette Merz schetste het Jezusbeeld in de ‘Handelingen van Paulus en Thecla’. Boudewijn Dehandschutter sprak over ‘de gnostische Jezus’ in de teksten van Nag Hammadi, waaronder het bekende Thomasevangelie. Het Petrus-evangelie, waarin een zeer plastische beschrijving van Jezus’ verrijzenis voorkomt, werd door Isabelle Vanden Hove vergeleken met de canonieke lijdensverhalen. Reender Kranenborg presenteerde enkele moderne pseudo-apocriefe geschriften over Jezus en verklaarde de hedendaagse belangstelling voor een ‘esoterische Jezus’. Esther de Boer schilderde het Jezusportret volgens het evangelie van Maria Magdalena. Frans Van Segbroeck ten slotte legde uit hoe, wanneer en waarom de huidige canon van het Nieuwe Testament tot stand kwam. Op de eerste dag van het symposium was er bovendien een open avondprogramma ‘Maria Magdalena in veelvoud’. Een BBC-documentaire werd er vertoond en kritisch besproken door de medewerkers van een interdisciplinair onderzoeksproject aan de K.U.Leuven over Maria Magdalena.

Het lijkt ons dat deze lezingen goed illustreerden hoe men op academische wijze apocriefe teksten kan benaderen. Door deze geschriften historisch- en literair-kritisch te analyseren leert men ze in hun oorspronkelijke context te situeren. Veel sprekers wezen op de doorwerking of de verwerking van motieven uit de bijbelse evangeliën in de latere apocriefe teksten. Ze illustreerden ook aan de hand van specifieke passages welke beelden over Jezus in de vroege kerk leefden. Soms krijgen we rechtstreeks toegang tot die beelden omdat de apocriefe bronnen zijn bewaard; soms zijn we ingelicht via kritische interpretaties van kerkvaders. Maar in alle gevallen waren de sprekers het erover eens dat het niet gemakkelijk is precies te achterhalen welke groep mensen of welke auteurs achter de diverse teksten schuilgaan. In exegetische termen: de Sitz im Leben van de teksten is onduidelijk. Meerdere keren werden tijdens de lezingen de woorden ‘hypothese, interpretatie, waarschijnlijk, misschien, …’ gehoord. Het viel op dat door deze exegetische benadering de spanning canoniek / apocrief niet overheerste. De slotlezing van Frans Van Segbroeck over het ontstaan van de canon toonde aan dat het gebruik van teksten die later in de canon zouden komen naast andere die het nier zouden halen, in de beginfase van het christendom niet voor grote spanningen zorgde. Orthodoxie – het argument dat in veel populaire literatuur te vinden is wanneer het over het verbergen’ of het ‘geheimhouden’ van de apocriefen gaat – is slechts één aspect van de vele die het latere onderscheid tussen canon en andere geschriften in de hand hebben gewerkt. Uit het geheel van de sessie is gebleken dat wetenschappelijk onderzoek van apocriefe teksten niet alleen nuttig is om de eigenheid van die teksten te verhelderen, maar ook om de specificiteit (en dus de toevalligheid) van de canonieke teksten aan te tonen. Hoe meer visies ons bekend worden over dezelfde Jezus, des te duidelijker wordt het dat we in alle teksten met Jezusbeelden te maken hebben. Het valt alleen maar toe te juichen dat het onderzoeksterrein van de bijbelstudie niet afgebakend wordt door de grens die de canon van de apocriefe teksten scheidt. Een goed voorbeeld daarvan is de monografie van Larry W. Hurtado, Lord Jesus Christ. Devotion to Jesus in Earliest Christianity (Grand Rapids,
2005). De auteur beschrijft er in een doorlopend en samenhangend overzicht hoe in de eerste en tweede eeuw de beeldvorming over Jezus is ontwikkeld. De lezer vindt er dus niet alleen een interpretatie van de boeken van het Nieuwe Testament maar ook van de meeste apocriefe teksten die in deze Vlieberghleergang werden besproken.

Waarschijnlijk hebben veel mensen voor bet eerst de weg naar deze bijbelse studiedagen gevonden doordat het onderwerp de grenzen van de canon doorbrak. De toegang tot de bijbel gebeurt voor velen vandaag immers niet meer via de bijbel zelf – niettegentaande het succes van De Nieuwe Bijibelvertaling – maar via de omweg van de apocriefe verhalen of films of literatuur. Uit de manier waarop de lezingen werden gebracht is in elk geval gebleken dat men in de exegetische methode en analyse geen onderscheid maakt tussen de benadering van canonieke boeken en van apocriefe teksten. In die zin heeft de voorbije Vlieberghleergang bijgedragen tot het doorbreken van grenzen: zowel voor de vele aanwezigen die niet vertrouwd waren met de apocriefen & voor de weinigen die niet vertrouwd waren met de bijbel is een deur opengegaan. En zo wil de Vlaamse Bijbelstichting ook voortzetten wat ze nu al bijna veertig jaar tracht te doen: de bijbel toegankelijk maken door er zoveel mogelijk historische, literaire en contextuele informatie over te verstrekken. Daarom gaan we vanaf vandaag aan de slag om de bijdragen te bundelen zodat u iets heeft om naar uit te kijken: een lezenswaardige publicatie over de Jezusbeelden in de apocriefe evangeliën.

ezra19Dit artikel verscheen in het voormalige VBS-Informatie. In 2009, bij het begin van de 40ste jaargang, kreeg het blad een nieuwe vormgeving. Sindsdien verschijnt het onder de naam Ezra – Bijbels tijdschrift.
→ Bekijk de recentste nummers van Ezra – Bijbels tijdschrift.
 
Leden van de Vlaamse Bijbelstichting krijgen het recentste nummer van EZRA om de drie maanden gratis opgestuurd.
→ Ontdek alle voordelen van het VBS lidmaatschap.

 

Reacties zijn afgesloten.