Genesis: een nieuw commentaar

Door Geert Beheydt in VBS-Informatie September 2006

Een toren ‘waarvan de spits tot in de hemel reikt’ betekent niet dat de mensen ernaar streven om in de hemel te komen of dat zij God naar de kroon zouden willen steken. Het duidt erop dat de mensen een hoge toren bouwen; de hemel verwijst naar de lucht, het hoge. In het boek Genesis staat de hemel voor het eerstgenoemd in het openingshoofdstuk. God maakt daar een afscheiding tussen de wateren boven en de wateren beneden – die afscheiding noemt Hij ‘hemel’. Naderhand plaatst Hij de zon, de maan en de sterren aan die hemel, en het blijkt dat de vogels langs de hemel op en neer vliegen. Dat de hemel de woonplaats van God zou zijn, is nergens uit af te leiden in Genesis. Sterker nog, in Genesis lijkt God veeleer verblijf te houden op aarde (Ron Pirson, Genesis – Belichting van het bijbelboek, ‘s-Hertogenbosch: KBS; Leuven: VBS, 2005, p. 78, commentaar op Genesis 11,4)1.

Het eerste bijbelboek is niet uit de lucht. Anders dan de meeste boeken uit het Oude Testament mag het zich met Exodus, Job, Prediker en Hooglied verheugen in een brede naambekendheid bij de geletterden en zelfs in een rudimentaire kennis van delen van de inhoud2. De evangelies niet meegerekend is dit een van de bijbelboeken die het meest worden aangehaald wanneer belangwekkende thema’s in het geding zijn. Meest belangwekkend voor de mens blijft nog steeds zijn eigen statuut, zijn ontstaan in de tijd en zijn plaats in de werkelijkheid. En dus, vanzelfsprekend, richten bijvoorbeeld zowel creationisten als evolutionisten zich onder meer en soms bij voorkeur tot het boek Wording om er uit te citeren, d.i. te lezen in de zin van datgene ‘bijeenrapen’ wat hun ingenomen positie kan ondersteunen. Er is veel handig gebruik van de autoriteit van het begin van het cultuurboek Bijbel respectievelijk het gezag van wat onverkort gezien wordt als neerslag van een woord van God.

Het eerste bijbelboek niet uit de ether dus, maar wel zo schijnt het toch soms ondraaglijk licht benaderd; het boek blijft hangen in lucht en leegte. Het veelvuldig verwijzen naar Genesis mag dan al de relevantie van diegene die citeert willen verhogen, de tekst zelf wordt er niet direct van gediend.

Ronald Pirson kiest voor een andere manier van lezen en aanhalen. Zijn belichting van het complete bijbelboek gaat uit van de tekst ‘zoals die nu voor ons ligt. Hij gaat de lezer voor in een zorgvuldige lezing van de tekst, met veel oog voor de literaire compositie en met ruime aandacht voor de personages in het verhaal en hun onderlinge relaties’3. Hier reeds kan gezegd worden dat deze brede benadering – ze betreft het hele verhaal – die tegelijkertijd bescheiden blijft – ze stelt zich onder (het gezag van) de tekst – de tekst op paradoxale wijze verhoogt. Pirsons volle lectuur levert zicht op hoe aparte tekstdelen functioneren in context én zijn commentaar van onderuit laat uit de diepte van de tekst inzichten oplichten die bijna altijd verrassend zijn en vaak nieuw. Het commentaar in het citaat bovenaan deze recensie is hiervan een voorbeeld: vanuit het elfde hoofdstuk wordt teruggegrepen naar het eerste én in het boek Genesis is de hemel geen vindplaats van God. Pirsons niet-ideologische down to earth benadering van bijbellectuur lijkt hier mooi te sporen met Gods voorkeur van verblijfplaats.

Ron Pirsons opzet heeft althans naar de vorm duidelijk iets van een intelligent design en verdient nadere aandacht. De bespreking hier biedt nog drie zaken: een typering van de Belichting in grotendeels Pirsons eigen woorden, een toetsing of we krijgen wat aangekondigd werd en een appreciatie van het geleverde werk.

Een synchronisch commentaar

Ron Pirson heeft het niet over de genese van Genesis (of toch niet voornamelijk), niet over de ‘schepping’ van het boek met zijn lange en ingewikkelde periode van ontstaan van de vele verhalen en tradities, afgerond in de vijfde eeuw voor het begin van de jaartelling. Wel wijst hij erop hoe de redacteurs aan verhalen die functie gaven, die hen deed passen in het ‘gecreëerde’ kader van het begin van de schepping tot aan het verblijf van Jacobs nakomelingen in Egypte.

De Belichting wil uitdrukkelijk een synchronisch commentaar zijn op niet een geschiedenis, maar op verhalen, in een keur aan genres, van ervaringen en overtuigingen van mensen, ingepast en aangepast aan ‘een gemeenschappelijk verhaal van het volk waartoe zij behoorden’ (niet altijd even eenvoudig na te volgen of te begrijpen voor de eenentwintigste-eeuwse westerse mens). Het commentaar wordt daarbij in de eerste plaats gestuurd door aandacht voor de wijze waarop de tekst (door de verteller) gestructureerd is, voor de verbanden die hij heeft met andere teksten en voor de functie ervan binnen zijn context. Als ondersteuning daarbij, zeker wanneer verbanden in de vertaling verdwenen zijn, duiken af en toe Hebreeuwse woorden op. Zo ook wordt af en toe enige historische achtergrondinformatie ter sprake gebracht wanneer dat van belang is voor een goed begrip van een tekstuele eenheid.

Nu zitten RP en met hem de lezer wel goed als het structuur betreft. De verteller zelf van Genesis bracht binnen de 50 hoofdstukken van het bijbelboek een structuur aan: ele toledot, ‘dit zijn de nakomelingen van’ of ‘dit is de geschiedenis van’. Toledot wijst hierbij niet alleen op de nakomelingen zélf, maar ook op wat die personen overkomt: de geschiedenis van die nakomelingen. Deze kapstok laat toe binnen Genesis zeven delen te onderscheiden die telkens afgesloten worden met zo’n toledot of geslachtslijst. De eerste drie delen vertellen over de schepping, over de eerste mensen en over Noach en eindigen met respectievelijk de toledot van hemel en aarde, die van Adam en die van de zonen van Noach. Na de toledot van Sem krijgen we nog de Abrahamcyclus (toledot van Terach), de Jakobcyclus (toledot van Isaak) en vanaf Genesis 37,2 het verhaal van Jakobs nakomelingen. Uit deze macrostructuur blijkt dat naarmate het boek Genesis vordert, de verteller zijn blik hoe langer hoe meer inperkt. In eerste instantie staan voor de verteller heel de wereld en de hele wereldbevolking centraal maar ten slotte blijft er maar één groep over: de nakomelingen van Jakob die met zijn allen het volk Israël zullen vormen. Zij maken het onderwerp uit van de verdere bijbelse vertellingen.

In vijf hoofdstukken dan wordt het boek Genesis verteerbaar gemaakt voor de hedendaagse lezer: de eerste vier delen in de eerste twee hoofdstukken, de laatste drie uitgebreid in elk een apart hoofdstuk Bij elke toledot-sectie krijgen we eerst een korte inleiding en aanduiding van de grote structuur. De sectie wordt dan opgedeeld in literaire eenheden – we krijgen de tekst in de Willibrord-vertaling – met bij eik van die narratieve eenheden ook weer de structuur én bespreking. Ten slotte volgt in de meeste gevallen een concluderende afsluiting.

Op het eerste gezicht lijkt het erop dat door de structuur van Genesis set te volgen en daar bovenop ook methodisch een eerder strakke indeling te willen aanhouden de aangekondigde ‘globale’ lectuur toch weer versnipperd dreigt te worden. Dit is niet het geval. In zijn uitvoerige commentaar (binnen de bladzijden 24 tot 123, de eerste 100 feitelijke Belichting, tel ik er 76 met commentaar, de andere geven de Willibrordtekst) zijn er veelvuldige verwijzingen naar andere tekstonderdelen. Dit kan gebeuren waar gelijkaardige geschiedenissen aan de orde zijn, zo bijvoorbeeld bij Genesis 5: ‘Verderop, in de hoofdstukken 25 en 36 gebeurt min of meer hetzelfde’ (53) of bij Genesis 9: ‘… sluit God voor het eerst een verbond met een mens. In Genesis zuilen nog meer van zulke verbonden volgen (zie hoofdstukken 15 en 17)’ (64). Dergelijke verwijzingen beperken zich overigens niet tot Genesis, ook andere bijbelboeken worden vermeld.

Werken binnen door de tekst zelf aangereikte narratieve eenheden laat juist beter toe over het muurtje te kijken en verbanden aan te duiden waarvan de lezer opkijkt want: zo had hij het nog niet of niet zo duidelijk bekeken. Na de zondvloed bijvoorbeeld bevindt de aarde zich in een situatie van chaos en ‘deze lijkt sterk op die waarin de aarde zich in het begin van Genesis bevond. Het is opnieuw één grote watermassa. Wanneer de vloed voorbij is, verschijnen er in de tekst allerlei elementen die herinneren aan het eerste hoofdstuk van Genesis. Hierdoor zou je kunnen spreken van een nieuwe schepping’ (63).

Dergelijke duiding doet vooruit lezen maar ook herlezen, je bent als lezer geneigd dat eerste hoofdstuk nog eens ter hand te nemen.

De kracht van Pirsons commentaar stoelt op een sterk gedisciplineerde aandacht die doet zien wat er staat én wat er niet staat. De daarop gebaseerde toelichting kan dan rustig een nogal eigenzinnige maar nooit lichtzinnige gang gaan. Het resultaat bij mij was alvast een (nog) grotere waardering voor de rijke bijbeltekst. Laten we proberen dit globaal positieve gevoel wat concreter in te kleuren.

Genesis code

Zoals aangekondigd in de inleiding van zijn Belichting biedt Ron Pirson regelmatig ‘verrassende wendingen’ (14). Die wendingen betreffen dan niet enkel zoals gezegd de doordachte structuur van Genesis maar ook wendingen in denken over en kijken naar vele Genesispassages. De lezersdoelgroep – een groep die luidens de achterflap van het boek bestaat uit ‘pastores, predikanten, catecheten en andere geïnteresseerde bijbellezers’ kan hier veel bijleren. Uit dat vele licht ik hier een aantal elementen.

Een andere kijk dan de gangbare – en een juistere ook want uitgaande van de vertelling zoals ze de eerste luisteraars ter ore kwam – wordt vaak ingeleid door uitdrukkingen als ‘zoals vaak is verondersteld’ of ‘dit lijkt zo, maar’. Twee citaten: ‘Zoals vaak is verondersteld is het tweede scheppingsverhaal niet een tweede en conflicterende versie van de schepping van de aarde (en de hemel). Het is veeleer een verhaal over de eenheid van mens en wereld, zoals verderop zal blijken’ (37) en ‘Ik schrijf lijkt, want ofschoon het lied vaak een negatieve interpretatie krijgt … is ook een ander lezing mogelijk’ (49). Soms gaat een nieuwe kijk heel ver. Daar waar bijvoorbeeld God de taal verwart bij de bouw van de toren van Babel, kan dit volgens Pirson zeer wel niet als straf ingezet geweest zijn maar als positief middel tot verspreiding van de mens over de aarde (79).

Ron Pirson slaagt er dus voortreffelijk in heel wat misvattingen, clichés en foute vooronderstellingen uit de wereld te helpen. Daarnaast opent hij vaak interessante nieuwe interpretatiepistes voor zover die gegrond zijn in de logica van het verhaal zonder er evenwel hardnekkig aan. vast te houden als ook andere mogelijk zijn of blijven. Zonder ook blijvende onduidelijkheden weg te moffelen. Minstens geeft deze benadering de lezer het (goede) gevoel dat niets vanzelfsprekend is.

Maar dit is niet alles. Waar het vorige als belichting nog eerder het karakter van ‘uitleg’ beeft, kunnen we er niet omheen dat het hier wel degelijk om een commentaar gaat (zie de eerste regel bij het overzicht van de geraadpleegde literatuur, blz 11). Ron Pirson heeft een mening en hij verzwijgt die niet. Hij leest ons de tekst voor zoals ze bedoeld was, maar laat als verre nakomeling van de toledot van Jakob niet na te reageren op inhoud en personen vanuit eenentwintigste-eeuwse gevoeligheden. Met opmerkingen als ‘de vrouw is nog niet goed en wel verschenen, of de man begint zich haar al toe te eigenen … God heeft de vrouw niet uit de man genomen, maar uit de mens‘ (39) en over Abels offer: ‘het eerste dier dat door mensenhand sterft’ (45) geeft hij ons zijn positie in het leven te kennen. Soms gaat het hier verder dan kritische terloopse tussenwerpsels. Zijn interesses blijken uit uitweidingen als die over de joodse traditie met het fenomeen van de noachitische geboden, ‘waarschijnlijk ontstaan met het oog op godvrezende niet-joden, zodat ook zij Israëls heil deelachtig kunnen worden’ (71). Zijn talent tot verontwaardiging blijkt dan weer waar hij stelt dat er toch zeker wel tien rechtvaardigen te vinden waren in Sodom ‘al zouden deze bestaan uit baby’s en jonge kinderen’ en er deze felle uitsmijter tegenaan gooit: ‘Of tellen in dit geval baby’s en jonge kinderen voor JHWH niet mee?’ (140). Pirson strijdt met de tekst.

Het commentaar biedt dus twee insteken: lering en interpretatie. De lering gaat van aandacht voor het detail tot bredere beschouwingen over de betekenis van het verhaalde. Ze gaat van korte opmerkingen die betekenis doen oplichten (genre ‘op de zevende dag spreekt God zelfs niet’) over expliciete aandacht voor de voortdurende woordspelingen (bijvoorbeeld de naakte mens – aroemiem – door toedoen van de sluwe slang – aroem – en de vele woordspelingen met de naam van Noach die hem de status van ‘schipper naast God’ geven) (40, 70) tot diepgravender beschouwingen zoals over de betekenis en de gevolgen van de ‘kennis van goed en kwaad’ of over hoe het verhaal over de broers Kaïn en Abel drie dingen duidelijk maakt (47).

De dertien uitdiepende Intermezzo’s (over situaties als haten en vreemdeling zijn maar ook over het werkwoord iena en het literair-historisch onderzoek van de Bijbel) laten Ron Pirson toe uitleg en opinie te combineren. Ze dragen er ook toe bij het boek Genesis als samenhangend geheel te blijven zien. Waar Pirson stelt dat het onmogelijk is om heel veel thematische onderdelen op te nemen, of uitgebreide karakteriseringen te geven en motieven uit te diepen is hij m.i. iets te bescheiden. Wie zijn commentaar doorleest ontdekt mét hem – hij wijst ze expliciet aan – heel wat verhaallijnen. Zo zijn daar de themata verhouding particularisme-universalisme, het onderweg zijn van de mensen, een God die in toenemende mate ziet en hoort, de herhaalde toezeggingen van God (een groot volk, zegen én land) en het beeld van een God die een God is met iemand wat zich uit via het geven van namen.

Een van de mislukkingen van de verfilming van de Da Vinci Code is dat hij de kijkers hun bakje overlaadt met interessante weetjes, maar zijn eigen draad verliest (al was hier ook daarmee allicht iets fout). Ron Pirson heeft ondanks zijn overvloedige commentaar dit gevaar vermeden. Je kan een uitspraak als ‘zoals God de mens boven zijn verstand gaat, zo is omgekeerd de mens voor God een raadsel’ (57) met gefronste wenkbrauwen een gemakkelijke slogan vinden, interessant en meer niet, maar dan licht je ze uit de context van het commentaar terwijl het net een conclusie is die oplicht, bijeengeraapt werd uit het tekstweefsel en er een draad van uitmaakt.

Een van de aantrekkelijke troeven van het boek blijft de no non-sense houding van de auteur. Hij gaat niet ‘heilig’ om met de tekst maar rekent hem af op zijn interne logica. Soms leidt dat tot eerder hilarische bedenkingen. Zo merkt hij op dat het eten aan boord van Noachs ark ongetwijfeld uit plantaardig voedsel moet hebben bestaan omdat het nuttigen van vlees vast tot de voortijdige eliminatie van diverse (reine) diersoorten geleid zou hebben of nog dat lichtvervuiling toch wel afwezig geweest moet zijn toen God Abraham al die sterren wou tonen. Ook in zijn beschrijving van de personages bemerken we iets dergelijks. Ze worden niet enkel als verhaalfunctie getypeerd maar ook psychologisch vanuit algemeen menselijke gedragspatronen en motieven (bij herhaling wordt van Abraham gezegd dat hij niet van de slimste is, zoals overigens ook zijn neef Lot). Ook het personage God wordt met deze niet direct theologische bril bekeken, (‘God komt tot de conclusie dat de mens toch tot het slechte is geneigd’) (68) – of net wel?

Typering en woordkeus doen bij dit alles soms denken aan het idioom van Rik Torfs: ‘Dat brengt ongetwijfeld opnieuw gedrag met zich mee waarvan God niet altijd gecharmeerd zal zijn’ (68).

Deze stijl, samen met de grote hoeveelheid weetjes die ertoe doen maakt de lectuur van deze commentaar tot een prettig maar nergens lichtzinnig avontuur. Meer, het commentaar leest zélf als een vertelling. Elk deel eindigt bovendien met een zogenaamde cliff-hanger die doet uitzien naar het volgende deel commentaar. Pirsons tekst wordt bijwijlen zo spannend dat je als lezer geneigd bent de Genesistekst maar eventjes over te slaan en direct het commentaar ter hand te nemen… tot je natuurlijk merkt dat die je onontkoombaar naar het bijbelboek terugleidt.

Nieuw! Lees… hoe in Genesis…

Lees hoe in Genesis de mens met de bouw van toren van Babel niet in de eerste plaats God naar de kroon wou steken, hoe aartsvader Jakob niet met de Ander, met God, vocht maar met een ander (Isaak?), hoe het niet zijn broers waren die Jozef verkochten aan de Egyptenaren, over hoe Jozef de onderkoning verzaakte aan zijn verplichtingen als stand-in voor de eunuch Potifar, over hoe anders dan gedacht wordt het nooit meer goed kwam tussen Jozef en zijn broers, over hoe Juda ‘leert’ van zijn schoondochter Tamar die hem listig tot vader van haar kind maakt én tot vader van de Jakob toledot en over nog zoveel meer…

Leest voorgaande alinea als een reclametekst voor een of ander werk, genre ‘reli-pulp’? Wordt hier gespeeld op onthulling van wat mogelijk eeuwenlang verborgen werd gehouden? Het oogt zo maar ook al biedt Ron Pirsons commentaar inderdaad wat deze wervende regels beloven, en meer, dan toch zal het duidelijk zijn dat dit hier op andere wijze gebeurt én met ander effect. Ron Pirson slaagt erin als een kundige voor-lezer de tekst en niets dan de tekst zijn ding te doen zeggen. Hij ontsluit als een soort schaduwfiguur van de bijbelse verteller het verhaalverloop, zit méé in de plot. De lezers worden ingeleid in, verlokt tot het verhaal van hoe de stam der mensen zich in de geschiedenis ontplooit. Zij en hij worden ook uitgeleid, bevrijd van enige onwetendheid en van misvattingen. De lezer dus inderdaad op de positieve wijze mee in de (com)plot en Pirsons commentaar een dienstige en geslaagde Genesis code.

Een code tot wat? Tot vanzelfsprekend een beter verstaan van het bijbelboek maar met als bijkomend effect minstens een beter zelfverstaan. Waar hij het heeft over de verloren tuin van Eden en het verloren beloofde land zegt Ron Pirson het zo: ‘En dat tekent de conditie waarin zich zowel de bijbelpersonages als de bijbellezers bevinden: beiden zijn in ballingschap, maar zien desondanks uit naar het verloren paradijs. Daarbij weten zij zich gesteund door de boeken van de Tora’ (212). Impliciet doet deze laatste zin mij meteen uitkijken naar lectuur van nog andere delen uit de reeks ‘Belichting van het bijbelboek’. Onze tijd, de toledot van de christenen heeft behoefte aan een reeks die op dergelijke aansprekende wijze onze verhalen dichter-bij-brengt. En zelfs: onze tijd heeft behoefte aan christenen die geïnteresseerde bijbellezers zijn.

Naschrift

Het boek Genesis, over toledots, over mensen met een naam die zwerven, migreren, hun stam vergeten, list en bedrog gebruiken, over vrouwen die initiatief nemen, over God – dit verhaal gaat door.

Als spiegel of minstens als weerklank volgende toledot in de ik-vorm uitgesproken op een voor de betrokkene turbulent levensmoment:

Nu vraag u zich wellicht af: Hoe heet ik?
Ik ben Ayaan,
de dochter van Hirsi,
die de zoon is van Magan,
de zoon van Isse,
de zoon van Guleid,
die de zoon was van Ali,
die de zoon was van WaiG’ays,
die de-zoon was van Muhammad,
van Ali, van Umar,
van het geslacht Osman,
de zoon van Mahamud.
Ik hen van deze clan.
Mijn oervader is Darod, die achthonderd jaar geleden
vanuit Arabië naar Somalië kwam
en de grote stam van de Darod stichtte.
Ik ben een Darod, een Macherten, een Osman Mahamud, en een Magan.
Vorige week was er nog enige verwarring over mijn naam.
Hoe ik heet?
U weet nu hoe ik heet4.

Begin dit jaar nog wist ik niet van het bestaan van de man met de rijmende naam Ron W.J. Pirson. Een man, in zijn stamnaam ook letterlijk hoorbaar ‘zoon van’, nakomeling. Ik weet nu hoe hij heet, ik heb hem gelezen.

Ondertussen weet ik jammer genoeg ook van het vroegtijdige einde van zijn toledot, in de zin van wat nakomelingen overkomt – hun geschiedenis, hier op aarde. Wat te denken? Wat te stamelen? Een woordspel – waar hij zo’n scherp oog voor had? De hoop dat zijn initialen J en W nu vol mee klank hebben in De Naam van Hij die is?

Als commentaar hij Jacobs droom in Genesis 28 schrijft Ron Pirson: ‘Hij ziet boodschappers van JHWH op en neer gaan – opvallend genoeg stijgen zij op voordat zij neerdalen. Het lijkt alsof de boodschappers vanaf de aarde omhoog gaan, in de plaats van wat je geneigd zou zijn te denken, namelijk dat zij eerst moeten afdalen alvorens weer te kunnen stijgen’ (214). Ik heb aan Ron Pirsons belichting van het bijbelboek Genesis goede boodschap gehad. Laten we ze verder vertelien.

‘Genesis is het boek van het onbevredigende einde. Het schreeuwt om een vervolg’ (384).

Noten

* Geert Beheydt is docent Nederlands-Engels aan de EHSAL en lid van het Vlaams Lezerspanel van De Nieuwe Bijbelvertaling.
1. Ron PIRSON, Genesis, (Belichting van het Bijbelboek), ‘s-Hertogenbosch: KBS; Leuven: VBS, 2005, 384 blz., 12,5 x 20cm, f: 25,-. Waar vanaf nu in de bespreking naar dit werk verwezen of eruit geciteerd wordt verschijnt de bladzijde gewoon tussen haakjes in de tekst.
2. Zo in de rubriek Salomonsoordeel van Over en Weer 7 (tijdschrift voor leiding en jins van VVKSM) van 24 april 2006 (themanummer spiritualiteit!) waar Tino Vanbuel o.a. het volgende kwijt wil: ‘Voor dat ietsje meer biedt de bijbel nog steeds parels van parabels en verbalen … die omwille van hun dubbele bodem meer waarde hebben dan een letter in de naam van een jeugdbeweging’. Het Salomonsoordeel over de Bijbel luidt: ‘een bibliotheek van een kleine 2000 bladzijdes waarin je honderden verhalen en teksten vindt die voor meer inkledingspit zorgen dan een eerste indruk laat vermoeden. Het bezoeken waard!’. Is Genesis rijp voor een plaats op de lectuurlijst middelbare school?
3. Op de achterflap van het boek.
4. Ayaan Hirsi Ali in een redevoering uitgesproken op 16 mei 2006. Terug te vinden op o.a. https://nl.wikipedia.org/wiki/Ayaan_Hirsi_Ali

ezra19Dit artikel verscheen in het voormalige VBS-Informatie. In 2009, bij het begin van de 40ste jaargang, kreeg het blad een nieuwe vormgeving. Sindsdien verschijnt het onder de naam Ezra – Bijbels tijdschrift.
→ Bekijk de recentste nummers van Ezra – Bijbels tijdschrift.
 
Leden van de Vlaamse Bijbelstichting krijgen het recentste nummer van EZRA om de drie maanden gratis opgestuurd.
→ Ontdek alle voordelen van het VBS lidmaatschap.

 

Reacties zijn afgesloten.