Exegese en Bijbelse theologie in de eenentwintigste eeuw

Exegese en Bijbelse theologie in de eenentwintigste eeuw

Door Gilbert Van Belle in VBS-Informatie Juni 2003

Dit artikel bevat de tekst van een referaat dat de auteur, professor Nieuwe Testament aan de K.U.Leuven, hield tijdens een studie­dag van de Vlaamse sectie van de Europese Vereniging voor Katholieke Theolo­gie over `Uitdagin­gen voor de theologie van de 21ste eeuw’. De tekst verscheen eerder in het tijdschrift Collationes, jaargang 2002 nr. 4.

Geen enkel boek heeft in het Westen meer invloed gehad dan de bijbel. Door de eeuwen heen is dit `Woord van God’ de canon en het referentiepunt voor het leven van christelijke gemeenschappen. De bijbel werd gebruikt en misbruikt voor alle mogelijke doeleinden en met verbazing stelt men vast hoe eenzelfde tekst op de meest verscheidene wijzen werd verklaard. Voor velen was de bijbel de bron van een onbaatzuchtige inzet en opoffering voor de gemeenschap, maar soms werden bijbelteksten ook aangewend om eigenbelang te dienen of om politieke regimes te legitimeren. Ook al ligt er een afstand van 2000 jaar en meer tussen onze postmoderne maatschappij en de semitische en hellenistische wereld, toch blijft – ook al spreekt men soms van `bijbelmoeheid’ – de bijbel velen boeien. In de laatste twee eeuwen van het vorig millennium hebben zich echter op het gebied van de bijbelverklaring binnen de katholieke Kerk opvallende veranderingen voorgedaan: “Van de traditionele voorstelling van inspiratie blijft niet veel meer overeind. In plaats van het begrip `onfeilbaarheid’, eeuwenlang gezien als de grootste kwaliteit van de bijbel, is nu het begrip `waarheid’ gekomen en dat begrip laat veel meer ruimte. De bijbel als woord van God is ook een boek van mensen geworden, een boek waaraan niets menselijks vreemd is”.

De vraag hoe het de exegese in onze eeuw zal vergaan, beant­woord ik vanuit mijn standpunt als katholiek exegeet. Een exegeet moet zich bewust zijn van zijn achtergrond en opleiding. Dat hij opgegroeid is in een katholiek milieu, dat hij opgeleid werd aan een Faculteit Godgeleerdheid van een Katholieke Universiteit en er ook doceert en onderzoek verricht, beïnvloedt zijn vraagstellingen, zijn methodiek, de thema’s die hij behandelt en zijn opvatting over exegese. Dit is de voedingsbodem van waaruit ik de mij voorgelegde vraag beantwoord. Ik doe dit in twee delen. Eerst reflecteer ik over de taak van de exegeet en belicht daarbij drie facetten: de exegeet als historicus en filoloog, de exegeet als gelovige en theoloog en de exegeet in dialoog. Op de tweede plaats formuleer ik de uitdagingen voor de exegese in onze tijd. Daarbij maak ik uitvoerig gebruik van het document van de Pauselijke Bijbelcommissie over “De interpre­tatie van de Bijbel in de Kerk” (15 april 1993), die ook “De taak van de exegeet” beschreef. Daaruit breng ik de passages ter sprake, die voor de toekomst van de exegese en bijbelse theologie bepalend zijn.

De taak van de exegeet

1. De exegeet als historicus en filoloog

De exegeet bestudeert en verklaart de bijbel, die in onze kerkge­meenschap gelezen wordt als “Woord van God in mensentaal”. De bijbel bestaat uit een verzameling van literaire teksten uit de Oudheid, geschreven in het Hebreeuws, het Aramees en het Grieks. Daarom is het de allereerste opdracht van de exegeet een grondige kennis van deze talen te verwerven.

De teksten van de bijbel, geschreven in deze oude talen, moe­ten op dezelfde wetenschappelijke wijze verklaard worden zoals elk ander literair werk uit de Oudheid. Dit stelde J.J. Wettstein reeds voorop in zijn traktaat over de interpretatie van het Nieuwe Testa­ment: “Sicut autem iisdem oculis & libros sacros & edicta Principis, & libros omnes veteres novosque legimus: ita etiam eaedem regulae in interpretatione illorum sunt adhibendae, quibus ad horum intelli­ gentiam utimur”. Het wetenschappelijk bestuderen van de beteke­nis van oude teksten gebeurt bij uitstek door de historisch­kritische methode. Deze methode laat op een diachronische wijze zien wat de betekenis is van hetgeen door de schrijvers en redacteuren onder woorden is gebracht. Dit onderzoek doorloopt verschillende stadia: reconstructie van de oorspronkelijke tekst, taalkundige (morfologie en syntaxis) en semantische analyse, studie van de structuur en van de diverse teksteenheden, reconstructie van de gebruikte bronnen, studie van het literair genre, het onderzoek van de overlevering en de redactie.

De diachronische verklaring moet aangevuld worden met syn­chronische methodes (retorische, narratieve en semiotische analy­se), andere methodes die op de traditie gebaseerd zijn (de canonieke verklaring, de op joodse interpretatietradities gebaseerde benade­ringswijze en de studie van de Wirkungsgeschichte), menswetenschap­pelijke benaderingen (sociologische, cultureel­antropologische, psy­chologische en psychoanalytische), contextuele benaderingswijzen (bevrijdingstheologische en feministische).

2. De exegeet als gelovige en theoloog

De bijbel is voor de gelovige het Woord van God, “waarin de op aarde pelgrimerende Kerk, als in een spiegel, God aanschouwt, bron van alle. Voor de kerkgemeenschap is de bijbel niet en­kel maar een rijkdom”. Voor de kerkgemeenschap is de bijbel niet en­kel maar een verzameling van historische documenten over haar eigen oorsprong, maar het Woord van God dat zowel tot haar als tot de gehele wereld gericht is. De bijbel is een boek van de kerk en voor de kerk: “De bijbel is ontstaan in de gelovige gemeenschappen. Hij is de uitdrukking van het geloof van Israël en vervolgens van de eerste christelijke gemeenten” [44]. Voor christenen is de bijbel met andere woorden het boek waardoor de kerkgemeenschap haar iden­titeit vindt. Men moet er hier op wijzen dat de katholieken niet het sola scriptura-­principe van de protestanten huldigen. Naast de bij­bel speelt vooral de traditie als theologische vindplaats een belang­ rijke rol. Zo verklaart het Tweede Vaticaans Concilie en de dogmati­sche constitutie over de goddelijke openbaring dat de kerk, zoals zij steeds heeft gedaan, de bijbelse geschriften samen met de heilige overlevering als haar hoogste geloofsregel aanvaardt.

Als gelovige moet de exegeet ervoor zorgen dat de inhoud van de bijbel op een steeds waarachtige wijze wordt doorgegeven. Daar­toe moet hij aandacht schenken aan hermeneutische beschouwings­wijzen die ertoe bijdragen om de actuele betekenis van de bijbelse boodschap te achterhalen [28-­35].

Ezra Bijbels tijdschrift 18: juni 2013Dit artikel verscheen in het voormalige VBS-Informatie. In 2009, bij het begin van de 40ste jaargang, kreeg het blad een nieuwe vormgeving. Sindsdien verschijnt het onder de naam Ezra – Bijbels tijdschrift.
→ Bekijk de recentste nummers van Ezra – Bijbels tijdschrift.

Leden van de Vlaamse Bijbelstichting krijgen het recentste nummer van EZRA om de drie maanden gratis opgestuurd.
→ Ontdek alle voordelen van het VBS lidmaatschap.

De taak van de exegeet is dus niet voltooid als hij de tekst van een bijbelboek heeft vastgelegd, de bronnen ervan reconstrueerde, de literaire vormen en procédés beschreef en de tijd en plaats van ont­staan ervan bepaalde [43]. Het doel van zijn werk heeft hij pas be­reikt wanneer hij heeft uitgelegd “wat de bijbeltekst als Woord Gods vandaag de dag betekent” [43]. Hij zal dus aandacht moeten hebben voor het actualiseren en voor de inculturatie van de bijbelse bood­schap [49­-52]. Bovendien moet hij ook oog hebben voor de vele wijzen waar­ op de bijbel in de kerk gebruikt wordt: in de liturgie, de lectio divina, het pastoraat, de catechese en de oecumenische bewe­ging [52­-56].

Aangezien de bijbel voor alles “als het ware de ziel van de theo­logie kan zijn” [46] zullen exegeten in het bijzonder ook de chris­tologische, canonieke en kerkelijke betekenis van de bijbel moeten verklaren [43-­44].

3. De exegeet in dialoog

De exegeet is geen kamergeleerde. Hij treedt in dialoog met meerde­re groepen. Allereerst moeten professoren in de exegese hun studen­ ten inleiden in de exegetische methodes en zo “laten zien, hoe aan­dachtig en objectief de Schrift moet worden bestudeerd, als men haar literaire, historische, maatschappelijke en theologische waarde ten volle wil beseffen” [44]. Uit eerbied voor het Woord van God moet het onderwijs in de exegese van een “hoog intellectueel gehalte zijn”, maar aangepast aan het milieu waar met doceert: “Het onderricht in de faculteiten zal vooral een technisch karakter hebben; in de seminaries zal het met name direct op de pastoraal gericht zijn” [44].

Exegese dient gezien te worden als een tak van de theologi­sche wetenschap (“fides quaerens intellectum”) en daarom staat de exegeet in dialoog met de systematische en dogmatische theologie, de mo­raaltheologie, de liturgie, de pastoraaltheologie, de missiologie en de catechese [46­-53].

Via publicaties van hoog wetenschappelijk niveau komt de ka­tholieke exegeet in contact met de wetenschappelijke wereld in het algemeen. Via andere publicaties richt de exegeet zich tot ver­schil­lende categorieën van lezers: van ontwikkeld publiek tot kinde­ren in het catecheseonderricht, tot bijbelgroepen, apostolische bewe­gingen en congregaties [45]. Bij het toegankelijk maken van de resul­taten van de exegese moet de exegeet aandacht hebben voor de vra­gen van zijn tijd, die leven in Kerk en wereld.

De bijbel heeft ook een universeel en missionair aspect: “Aan­gezien de bijbel spreekt over het heilsaanbod van God aan alle men­sen, heeft de taak van de exegeet een universeel aspect en dient hij aandacht te hebben voor de andere religies en voor wat er aan ver­wachtingen in de moderne tijd leeft” [44]. In het bijzonder zal hij in dialoog moeten treden met andere `boekreligies’, die hun godsdienst eveneens grondvesten op een `sacraal boek’.

De exegeet uitgedaagd

Het werkmilieu van de hedendaagse exegeet is niet meer hetzelfde als dat van zijn professoren, waardoor hij werd opgeleid. Er hebben zich als gevolg van de secularisatie met betrekking tot de exegese grondige veranderingen voorgedaan. Ik beschrijf er vijf van. (a) De studie van de theologie en exegese binnen onze maatschappij is niet meer vanzelfsprekend, gewoon omdat geloven geen vanzelfsprekend­heid meer is. (b) Het studieaanbod van exegetische vakken is zowel aan de universiteiten als aan de seminaries grondig veranderd. Aan de universiteiten krijgt theologie volop concurrentie van de religie­studie. Steeds meer tijd wordt besteed aan andere godsdiensten zodat minder tijd beschikbaar is voor de theologische vakken en bijgevolg ook voor de exegese. Aan de seminaries schenkt men meer aandacht aan de studie van pastorale vaardigheden, ten koste van de andere theologische vakken. (c) Men krijgt de indruk, dat ook na al de inspanningen van het Tweede Vaticaans Concilie, de bijbelstudie binnen de katholieke opvoeding en de kerk nog steeds een secundai­re plaats inneemt. Dat vele katholieken een huisbijbel bezitten, bete­kent nog niet zij dezelfde leescultuur bezitten als gelovigen uit ande­re kerken. (d) In onze geseculariseerde maatschappij wordt het vak exegese steeds meer en meer onder de Faculteit Letteren of onder Religiestudies ondergebracht, meestal binnen een context van acade­mische studies, waar de mentaliteit tegenover de gelovige gemeen­schappen, die de bijbel als canon van hun gemeenschap zien, in het gunstigste geval neutraal is, en in het slechtste geval vijandig. (e) Ten slotte moet erop gewezen worden dat de aandacht voor de oude talen in onze maatschappij sterk is achteruitgegaan.

Indien het christendom in de 21ste eeuw nog een antwoord te bieden heeft op de vraag naar de zin en de betekenis van het leven, dan zullen de christenen steeds opnieuw de betekenis van de christe­lijke boodschap, verwoord in de bijbel, moeten vertalen, hertalen en uitleggen. Maar men moet toegeven dat “wat van de exegese ge­vraagd wordt de mogelijkheden van de enkeling te boven gaat” [44]. Daarom zal het werk verdeeld moeten worden [44]. Maar welke zijn nu, vandaag de dag, de prioriteiten? Ik wil vier aspecten benaderen: het belang van de filologie, de centrale plaats van de historisch­-kriti­sche methode, de nood aan synthesen van het exegetisch onderzoek en de dialoog met de kerk en de wereld.

1. De exegeten moeten degelijk filologisch onderricht geven en onderzoek verrichten. Een grondige kennis van de bijbelse talen, het Hebreeuws, het Aramees en het Grieks, is van primordiaal be­lang. Iedere groep en iedere generatie christenen, waar ook ter we­reld, heeft het recht op zijn eigen vertaling. Een dergelijke vertaling brengt een hele beweging op gang van studie en dialoog, die niet alleen een godsdienstige betekenis heeft, maar tevens een maatschap­pelijke en culturele. Bovendien is elke vertaling, een hertaling en een interpretatie, waardoor de inculturatie van de bijbel op gang wordt gebracht: “Theologisch gezien berust inculturatie op de ge­loofsover­tuiging dat het Woord van God verder reikt dan de cultuur waarin het wordt uitgedrukt, en dat het ook in andere culturen kan worden verspreid, zodat alle mensen in hun culturele context wor­den be­reikt” [51].

2. De historisch-­kritische methode is bij de interpretatie van de bijbel onontbeerlijk. Voor de interpretatie van de grondtek­sten van het christendom is deze methode de meest geëigende me­thode: “Het eeuwige Woord is mensgeworden op een bepaald mo­ment van de geschiedenis, in een duidelijk bepaald sociaal en cultu­reel milieu. Wie het Woord wil horen, moet het nederig zoeken waar het zicht­baar is geworden” [57]. Daarom beklemtoonde de Pauselijke Bijbel­commissie in haar conclusie terecht: “Uit de aard zelf van de bijbel­ teksten volgt dat men ten minste de grote lijnen van de historisch-­kritische methode voor de interpretatie moet blijven gebruiken. De bijbel wil immers niet directe openbaring van tijdloze waarheden zijn, maar het geschreven getuigenis van een reeks ge­beurtenissen waarbij God zich in de menselijke geschiedenis open­ baart. In tegen­stelling tot de leerstelling van andere godsdiensten is de bijbelse boodschap stevig verankerd in de geschiedenis. Daaruit volgt dat de bijbelse geschriften niet op juiste wijze kunnen worden verstaan zonder een onderzoek naar de omstandigheden waarin ze vorm hebben gekregen. `Diachronisch’ onderzoek zal altijd onmis­baar zijn voor de exegese. `Synchronische’ benaderingen, hoe belang­wekkend ook, kunnen het niet vervangen. Om vruchtbaar te functi­oneren moet de synchronie eerst minstens de grote lijnen van de conclusies van de diachronie aanvaarden” [56­-57]. De historisch­-kritische me­thode is tevens het beste verweermiddel tegen elke vorm van funda­mentalisme en misbruik van de bijbel.

3. Te midden van de vloed van publicaties op exegetisch gebied is er een grote nood aan synthetische werken, waarin de resultaten van het onderzoek op grondige wijze worden voorgesteld. Daarbij moet een bijzondere aandacht worden besteed aan bijbeltheologische studies. Exegeten die dergelijke monografieën en artikelen schrijven bewijzen een grote dienst aan hun collega’s dogmatici, ethici, pasto­raaltheologen en liturgisten.

4. De exegeet, die doceert of onderzoek doet aan een Faculteit Godgeleerdheid en lid is van een kerkgemeenschap, is ook een theo­loog en dit is de grootste uitdaging. De exegeet kan niet onge­voelig blijven tegenover de veranderingen die zich in onze cultuur voorde­den. De exegeet zal ook zijn taak als verkondiger ernstig moeten nemen en de rijkdom en de relevantie van de bijbel toegan­kelijk maken voor onze tijd. Hij verricht die taak niet in afzonde­ring maar in dialoog met vele anderen en de kerkgemeenschap. De bijbel ontstond uit de gemeenschap op basis van een levende traditie en geldt als canon voor de kerkgemeenschap, is met andere woorden gemeen­schapsstichtend. Los van de kerk is de bijbel een dode tekst, maar binnen de kerk heeft de bijbel een sacrale en constituerende beteke­nis. De bijbel is geen boek als andere boeken, het is voor de christe­nen het Boek der boeken, een spiegel van het leven, een Boek van gelovigen en het Boek over het geloof. Dit verder te verhelderen aan mensen van de 21ste eeuw, dat is dé uitdaging.

Besluit

Het onderricht van de bijbel, waar het ook doorgaat, moet steeds beantwoorden aan de hoge eisen van het streng wetenschappelijk onderzoek. Voor mij betekent dit de traditie van historisch­-kritisch onderzoek, waarin ik gevormd werd, voortzetten in confrontatie met andere methodes, zoals ik hierboven beschreef. Maar als exegeet van een Faculteit Godgeleerdheid is het vanwege de postmoderne tijd tevens mijn opdracht te verduidelijken dat de bijbel meer is dan gelijk welke andere tekst uit de Oudheid; hij bevat het Woord van God in mensentaal. Daarom onderschrijf ik volledig het document van de Pauselijke Bijbelcommissie, die de bedoeling van de exegeet als volgt omschrijft: “Hij wil juist de betekenis van de bijbelteksten zelf verhelderen; hij wil helpen ze meer te waarderen en te verstaan met steeds meer historische nauwgezetheid en spirituele diepte” [45].

Ezra Bijbels tijdschrift 18: juni 2013Dit artikel verscheen in het voormalige VBS-Informatie. In 2009, bij het begin van de 40ste jaargang, kreeg het blad een nieuwe vormgeving. Sindsdien verschijnt het onder de naam Ezra – Bijbels tijdschrift.
→ Bekijk de recentste nummers van Ezra – Bijbels tijdschrift.

Leden van de Vlaamse Bijbelstichting krijgen het recentste nummer van EZRA om de drie maanden gratis opgestuurd.
→ Ontdek alle voordelen van het VBS lidmaatschap.


Reacties zijn afgesloten.