Over oude zilverplaten, Baruch en de boeken van Mozes

Door Johan Lust in VBS-Informatie 18 (1987) 14-18

Onlangs liep op de nieuwsdienst van de BRT een telex binnen met een enigszins ongewoon bericht. Het meldde dat een Amerikaanse bijbelgeleerde het bewijs gevonden had, dat de bijbelboeken die op Mozes’ naam staan, niet door Mozes zelf geschreven werden. Mozes leefde immers ongeveer 1300 jaar voor Christus. Zijn boeken werden in werkelijkheid pas 600 jaar later geschreven, door een zekere Baruch. Waarop steunt deze bewering?

Volgens de telex kwam het erop neer, dat onze Amerikaanse geleerde een oude kleistempel gevonden had uit de 6de eeuw voor Christus. Deze stempel droeg de naam van Baruch, zoon van Neria. Uit de Bijbel weet men dat deze Baruch de secretaris en schrijver was van de profeet Jeremia. Hij is de auteur van het Jeremia boek. Gezien dit boek naar taal en stijl veel gelijkenis vertoont met de zogenaamde Boeken van Mozes, moeten deze laatste geschreven zijn door de zelfde auteur, d.w.z: door Baruch en niet door Mozes.

Een sensatie zoekende telex

Het telexbericht kondigde dit aan als het grote nieuws van de dag. ln werkelijkheid is het lichtelijk lachwekkend. Laat ons hopen dat het de woorden van de bekende exegeet vervormd heeft weergegeven. Anders verliest de man veel van zijn geloofw,aardigheid. Om dit te illustreren willen we de gegevens van naderbij bekijken. We kunnen in het bericht drie aspecten onderscheiden. Vooreerst is er de ontkenning van Mozes’ auteurschap, vervolgens de ontdekking van de stempel van Baruch, en tenslotte de verrassende affirmatie dat deze Baruch niet alleen het Boek Jeremia heeft geschreven, maar ook de Boeken van Mozes.

De Boeken van Mozes

Om het eerste punt goed te situeren kan het nuttig zijn even de Boeken van Mozes voor te stellen. Het zijn de eerste vijf boeken van het Oude Testament: Genesis, dat de geschiedenis vertelt van de schepping en van de aartsvaders Abraham, Isaak en Jakob; Exodus, of het boek van de uittocht uit Egypte, en de daarmee verbonden woestijntocht, alsook de wetgeving op de berg Sinai; en verder Leviticus, Numeri en Deuteronomium, die elementen uit het Boek Exodus hernemen en uitbreiden. Van af het Boek Exodus is Mozes de hoofdfiguur. De traditie wil dat de vijf boeken in hun geheel zijn werk zijn. Twijfels aan deze overtuiging zijn niet nieuw. Reeds in 1680 kwam de priester en geleerde Richard Simon, tot de vaststelling dat de traditionele voorstelling fout moest zijn, tenminste wanneer deze letterlijk werd opgenomen. Zo merkte hij bijvoorbeeld op dat Mozes bezwaarlijk zijn eigen begrafenis kon hebben beschreven, hoewel dit gebeuren te lezen. staat op het einde van het Boek Deuteronomium. We zijn nu driehonderd jaar later. Niemand, behalve wie weigert de Bijbel aan kritisch onderzoek te onderwerpen, neemt nog aan dat Mozes de eerste bijbelboeken met eigen hand heeft geschreven. De geschriften in kwestie bundelen verhalen en wetten uit diverse milieus en perioden. Vermoedelijk gaat de kern ervan terug tot de tijd van Mozes en vroeger. De eerste teboekstelling gebeurde echter wellicht pas ten tijde van de Koningen, rond de jaren 1000 voor Christus. Een meer definitieve vormgeving kregen de boeken ten tijde van de ballingschap en kort daarna, in de 6de en 5de eeuw voor Christus.

De gedachten van Richard Simon zijn gemeengoed geworden en verder ontwikkeld. Het lijkt er dan ook sterk op dat onze Amerikaanse geleerde met zijn eerste bewering open deuren intrapt.

De stempel van Baruch

De ontdekking van de stempel met de naam van Baruch is een nieuwer gegeven, maar toch ook weer niet gloednieuw. Reeds in 1978 was het zegel te zien in het museum in Jeruzalem. Het is wel een belangrijke vondst, omdat het een van de eerste tastbare bewijzen levert van de historische echtheid van de bijbelse figuren uit de 7de – 6de eeuw voor Christus. Wie daar meer wil over vernemen kan terecht bij N. Avigad en zijn artikel in de Biblical Archeologist, jaargang 42 van 1979, p. 114-121.

Wat we over deze Baruch als schrijver weten is ons alleen uit de Bijbel bekend. Daarover leert het zegel ons niets nieuws. Volgens het 36ste hoofdstuk van Jeremia kreeg hij bevel al de woorden van de profeet op te schrijven. In het hoofdstuk 51 krijgt zijn broer Seraja een gelijkaardige opdracht. Blijkbaar is Baruch niet de enige schrijver die aan het boek gewerkt heeft. Een verder doorgevoerde literaire studie bevestigt dat het boek ook na de tijd van Jeremia werd bijgewerkt.

Baruch en Mozes

Vooral de jongste lagen uit het Jeremia boek tonen veel verwantschap in taal en stijl met Deuteronomium. Dat is een gekend en erkend gegeven. Daaruit afleiden dat beide boeken, en meteen ook de rest van de “Boeken van Mozes” door een en dezelfde auteur geschreven zijn is nogal kras. Met volle overtuiging beweren dat die ene auteur niemand anders is dan Baruch, is nog een sterker staaltje van op hol geslagen denken. Het is immers even goed mogelijk dat de eindredactor van het Jeremia boek zich liet inspireren door Deuteronomium, of ook, dat beide boeken geredigeerd werden door mensen die tot groep behoorden. Andere hypotesen zijn niet uitgesloten. Voor de “Baruch” hypotese zal het ons inziens evenwel moeilijk blijven om sluitende argumenten te vinden.

Zilveren platen

Het genoemde telexbericht leert ons dus niet veel nieuws. Veel merkwaardiger was het nieuws dat ons deze zomer bereikte. Het meldde dat men tijdens opgravingen in Jeruzalem, in het kerkhof bij de protestantse kerk aan de zuidoost kant van de oude stad, juist buiten de stadsmuren, twee zilverplaten had ontdekt, waarop een bijbeltekst voorkwam. Het ging meer bepaald om de priesterlijke zegening uit Numeri 6,24-26. Het is een tekst die we nu nog in onze plechtige eucharistievieringen gebruiken als slotzegen: “Moge de Heer u zegenen en u behoeden! Moge de Heer de glans van zijn gelaat over u spreiden en u genadig zijn! Moge de Heer zijn gelaat naar u keren en u genadig zijn.” In de Bijbel behoort deze tekst tot wat men gewoonlijk de Priesterlijke bron noemt. Meestal neemt men aan dat dit geschrift uit de tijd van de ballingschap dateert, of juist daarna. Dat is ongeveer de tweede helft van de zesde eeuw voor Christus. Tegenwoordig is er evenwel een tendens die dit priesterlijk geschrift als ouder wil aanzien, zo mogelijk zelfs uit de tijd van Mozes. De protagonisten van deze stroming voelden zich onmiddellijk sterk gesteund door de nieuwe ontdekking. De zilveren platen bleken volgens een eerste dateringspoging, afkomstig te zijn uit de 7de eeuw voor Christus. Allerlei conservatieve bijbelgeleerden zagen daarin het definitieve bewijs dat de kritische bijbelwetenschap die de Priesterlijke bron als jonger aanzag, onmiskenbaar gefaald had.

Bij nader toezien houdt deze conservatieve redenering geen steek, en dat om verschillende redenen. Vooreerst is het helemaal niet zo zeker dat de zilveren platen uit de 7de eeuw dateren. Ze kunnen even goed uit de 6de eeuw stammen. Maar dat heeft voor het bronnenonderzoek in de Bijbel niet zoveel belang. Men mag immers niet vergeten dat de zegen uit Numeri 6 weinig banden heeft met zijn onmiddellijke context. Elementen uit die zegen komen bovendien ook voor in de Psalmen. Vermoedelijk gaat het om een zelfstandige priesterlijke formule die in diverse omstandigheden kon worden gebruikt. Die formule kan best zeer oud zijn. Dit zegt evenwel nog niets over de ouderdom van de Priesterlijke bron waarin ze· als een zelfstandig geheel werd ingelast. Als ik in mijn opstel een citaat inlas van Guido Gezelle uit de 19de eeuw, zal men daar later, zo hoop ik toch, nooit uit afleiden dat mijn ganse opstel uit de 19de eeuw dateert. In dit verband moet opgemerkt dat op de zilveren platen, de zegen in een heel eigen context voorkomt. Dit bevestigt het vermoeden dat de zegen in kwestie een zelfstandig bestaan kende en in diverse literaire contexten kon worden opgenomen. Dit neemt niet weg dat het een merkwaardige vondst blijft. Geen enkele andere bijbeltekst is in zo’n oud handschrift bewaard. Ook deze vondst kan bezichtigd worden in het museum te Jeruzalem. Het bezoek loont allicht de moeite. Toch moet de bezoeker niet verwachten dat hij de tekst zo maar onmiddellijk zal kunnen lezen, zelfs als hij Hebreeuws kent. Hij is immers geschreven in moeilijk leesbare lettertekens die van de later gangbare Hebreeuwse letters afwijken.

ezra19Dit artikel verscheen in het voormalige VBS-Informatie. In 2009, bij het begin van de 40ste jaargang, kreeg het blad een nieuwe vormgeving. Sindsdien verschijnt het onder de naam Ezra – Bijbels tijdschrift.
→ Bekijk de recentste nummers van Ezra – Bijbels tijdschrift.
 
Leden van de Vlaamse Bijbelstichting krijgen het recentste nummer van EZRA om de drie maanden gratis opgestuurd.
→ Ontdek alle voordelen van het VBS lidmaatschap.

 

Reacties zijn afgesloten.