Bijbellezen: de enige weg?

Door Frans Cromphout in VBS-Informatie 5 (1974) nr. 1, 2-4

Wat ik hier zou willen schrijven over de vraag: moeten de mensen de bijbel lezen? is geen artikel, niets definitiefs, slechts een paar voorzichtige uitspraken en enkele vragen.

De vraag gaat over het lézen van de bijbel, en wel over het ietwat plichtmatige moéten, waarmee de bijbelbeweging van de laatste jaren op de mensen af is gekomen. Dat het màg, dat het goed en vruchtbaar kan zijn, daar wil ik niet aan twijfelen. Als het lézen van de bijbel (en de daarmee onvermijdelijk gepaard gaande studie, hoe bescheiden ook) de enige weg was naar een volwassen geloof, dan zou het moeten. Maar juist dat betwijfel ik. Er moeten andere benaderingswijzen van de – onmisbare – bijbel mogelijk zijn dan alleen maar het lezen. Geen gelovige kan de bijbel missen: dat is mijn overtuiging. Maar hebben wij uit die overtuiging niet overhaast geconcludeerd dat iedereen dus ook de bijbel maar moet gaan lézen?

Deze vraag is bij mij voor het eerst opgekomen uit de praktijk. Vrienden van me, die met goede moed naar de Schrift hebben gegrepen, hebben het al vrij vlug opgegeven. Ze haalden er weinig of niets uit, het stond te ver af, er waren te veel – taalkundige, culturele, theologische – hindernissen te nemen voordat het eigenlijke lezen kon beginnen. Na lessen, bijbelweekends of retraites heb ik veel vaak het volgende gehoord: “Als het ons uitgelegd wordt, zoals hier, dan we er wel wat in. Maar zelf kunnen we er dat onmogelijk uit halen”. Daardoor kwam ik er dan toe de vraag ook op het principiële vlak te stellen: is het zo zeker dat de bijbel een boek is om te lezen? Ik som hierna enkele redenen op waarom ik daaraan begin te twijfelen. Ik schrijf het alleen maar neer – en niet als een bijbelkenner, dat ben ik niet, maar doodgewoon als een bijbellezer (jawel !) – om mijn twijfels te motiveren.

1. Iedereen weet dat de bijbel niet één boek is, maar een verzameling, een uiteenlopend geheel. Ook dat hij niet op de eerste plaats ‘boek’ is, maar wel traditie, deels eerst gesproken en pas later neergeschreven, deels direct op schrift gesteld. Je vindt er allerhande soorten teksten: gedichten (en die vragen om te worden voorgedragen), liederen (om te zingen, op de wijze van…), verhalen, soms tot een hele verhalencyclus uitgegroeid (en een verhaal wil verteld worden eerder dan gelezen), spreuken (en die wachten op een geschikte situatie om dan spits en gevat toegepast te worden) enz. En dat alles stamt uit de tijden die nauwelijks enig besef hadden van een leescultuur, zoals wij die kennen.

2. De meeste van deze teksten circuleerden binnen een gemeenschap en hebben daar, voordat ze hun definitieve vorm hadden gevonden, een korter of langer leven geleid, een geschiedenis gehad. Ze werden bijgewerkt, aangevuld, geïnterpreteerd voor een nieuw gebruik in nieuwe situaties, werden soms tot grotere gehelen samengevoegd. Dat kon, omdat nu eenmaal niemand auteursrecht kon laten gelden; ik bedoel, die teksten waren gemeengoed, en dat bleven ze meestendeels ook. Zelfs als ze ‘af’ waren, hadden ze nauwelijks iets van het ‘livre d’auteur’ zoals wij dat kennen: er zijn vrijwel geen bijbelboeken die geen problemen oproepen in verband met redactie en auteur. Waarmee ik maar wil zeggen: primair ging het niet om leesteksten, maar om teksten die konden fungeren, ‘werken’ binnen een groep, oude verhalen waar je een actuele situatie mee kon doorlichten, profetie die bleef inspireren na het heengaan van de profeet. Het waren – het zijn ! – functionele teksten, gebruiksliteratuur, situatietaal. Belangrijk was niet hun leesbaarheid voor ergens een vrome eenling, maar hun toepasbaarheid binnen een nieuwe situatie van de gemeente.

3. De bijbel is voor mij op de eerste plaats een boek vol ‘ervaringen’. Iedereen maakt wel eens wat mee, zegen en vloek, heil en onheil, dingen die je doen huilen of roepen. Sommigen ervaringen hadden zulk een draagwijdte en diepte, zulk een universaliteit, dat ze verder reikten dan de mens of de groep die ze voor het eerst opdeed; ze konden dienen als drager, als expressie van latere ervaringen, latere generaties herkenden zich daarin. Iemand heeft daarvoor eens de uitdrukking gebruikt: het waren ‘verhalen met macht’. Ze riepen, in nieuwe en gewijzigde omstandigheden, toch eigenlijk dezelfde grondervaring weer op. Ze maakten je tot de ‘zoon’ die binnengaat in het verhaal van zijn ‘vader’. Dat nu is voor mij doorslaggevend: ervaringen lees je niet, je maakt ze mee. En daarvoor is vaak iets anders nodig dan de lees-situatie. Je hebt iets nodig als b.v. de vertel-situatie: een groep waarin de rollen verdeeld zijn (er zijn de vertellers, de luisteraars, en misschien ook zij die een actualiserend commentaar geven op het verhaalde: het Griekse koor), een concrete situatie in het leven van die groep (dreiging van oorlog, slavernij, bevrijding, …). Op die manier zie ik de bijbel veel dieper werken, ook vandaag: binnen een groep, en als duiding van een bepaalde situatie. Waar en hoe kan dat?

4. Ik zie dit op de eerste plaats gebeuren in de liturgie. ik althans heb soms het gevoel dat de bijbel daar lééft (kàn leven), functioneel is, situatie-woord kan zijn. Er is een groep, die toch altijd op een of andere wijze in een geschikte situatie is; er is dus eigenlijk toch, hoe minimaal ook, de verwachting dat er iets staat te gebeuren. Het schriftwoord is daar ook ingebed in een ruimer geheel: gebed, zang, gebaar, handeling. De kans dat het zal gaan werken is groter dan bij de eenzame situatie van de individuele lezer. in de liturgie bestaat de mogelijkheid van speling en dwarsverbindingen (zoals ik probeer aan te tonen in het artikel in ditzelfde nummer: Op zoek naar een verhaal). Daar hoeven de mensen dus niet te lezen: ze moeten het woord, het verhaal, de aansporing, de juichkreet als een gebeuren op zich af laten komen en het binnenlaten in hun eigen individuele

5. Misschien is dat toch nog niet voldoende. De kans moet geboden worden om er dieper op in te gaan. Dat zou misschien kunnen in ‘ervaringsgroepen’. De bijbelbeweging zou kunnen aansluiten bij de huidige trend naar ‘ervaring’, en bijbelclubs zouden hun methode en werkwijze in die richting kunnen aanpassen en verleggen. Ik zoek momenteel met een groep van een veertigtal mensen iets in die richting: geen bijbelstudie, geen les of verklaring, maar een hele avond lang proberen een tekst te ‘ervaren’, de oorspronkelijke ervaring opnieuw op te roepen, en wel zo dat de groep en de leden zo zelf hun eigen, oorspronkelijke ervaring kunnen meemaken. Het is me nog niet duidelijk welke middelen daartoe zouden kunnen en moeten worden aangewend. Misschien kan één bescheiden voorbeeld iets verduidelijken. Bij de beleving van enkele stukken uit de Abraham-cyclus zouden we het gedicht van G. van der Graft ‘Aangaande Abraham’ betrekken. Als je dat gedicht leest, weet je niet of de dichter over Abraham spreekt of over zichzelf. Of juister: je weet het wel. Hij spreekt alleen over Abraham, omdat hij daarin iets van zichzelf uitzegt. Als nu ook de groepsleden er door het gedicht toe komen op hun beurt zichzelf te herkennen in de Abraham-ervaring, zijn we misschien al wat dichter bij huis. Als ze met Abraham en met Van der Graft ook van zichzelf kunnen zeggen:

Nog klam van het geboortezweet,
blind als een vogel die niet weet
hoe hij zich eenzaam redden moet
buiten de banen van het bloed
ademt hij diep de vrijheid in.
De wereld staat aan haar begin.

ezra19Dit artikel verscheen in het voormalige VBS-Informatie. In 2009, bij het begin van de 40ste jaargang, kreeg het blad een nieuwe vormgeving. Sindsdien verschijnt het onder de naam Ezra – Bijbels tijdschrift.
→ Bekijk de recentste nummers van Ezra – Bijbels tijdschrift.
 
Leden van de Vlaamse Bijbelstichting krijgen het recentste nummer van EZRA om de drie maanden gratis opgestuurd.
→ Ontdek alle voordelen van het VBS lidmaatschap.

 

Reacties zijn afgesloten.